Dit is Leaders in Finance: een podcast waarin we op zoek gaan naar de mens achter het succes. We praten met leiders van nu en later over hun drijfveren, carrière en privéleven. Waarom? Omdat er meer gesproken moet worden in de financiële sector. We willen de partners van deze podcast hartelijk bedanken voor hun steun, dat zijn: Interim Valley, EY, Odgers Berndtson executive search en Roland Berger. Onze gast in deze aflevering vertegenwoordigt als CEO bijna 6000 banken. Hij vertelt het komende uur onder andere over de domste en de fijnste manier om succes te meten als bank federatie. “Waarom is die wetgeving doorgegaan terwijl die niet had door moeten gaan? Dat is de domste. De fijnste voor mij zou zijn wat de andere behandeling van software in COD aan besparing betekent voor het bankwezen, als we daar 1% van krijgen voor ons budget verhuizen we met de hele EBF naar de Bahama’s. En dat is natuurlijk ook onmogelijk.” Muziek vindt hij ongelooflijk. “Iemand kan een gevoel hebben en dat vertaalt hij in muziek en dat gevoel wordt gewoon overgedragen. Wat ik ongelooflijk vind is hoe diep iets kan raken.” Onze gast heeft ontzettend veel gehad aan leermeesters en wil dat graag doorgeven aan de volgende generatie. “Ik heb daar enorm veel plezier van gehad en ik ben me dat zeer bewust, dus ik probeer ook leermeester te zijn voor mensen die ik nu zie. Want ik weet hoe belangrijk dat is.” Het zou al helemaal mooi zijn als jij het komende uur ook wat kunt leren. Onze gast deze aflevering is Wim Mijs, je gastheer als altijd is Jeroen Broekema.
Jeroen: Welkom bij een nieuwe aflevering van Leaders in Finance. De podcast is vandaag de grens over naar België, want we zijn op bezoek bij de European Banking Federation en we spreken met de CEO Wim Mijs. Welkom, Wim!
Wim: Goed je te zien, Jeroen!
Jeroen: Absoluut, hartstikke leuk! We hebben van tevoren afgesproken dat ik ‘je’ mag zeggen, dus dank daarvoor. Ik zal jou introduceren. Zoals gezegd, Wim Mijs is de CEO van de European Banking Federation (EBF) en hij is dat sinds 2014. De EBF vertegenwoordigt 32 nationale banken associaties in Europa. In totaal representeren deze nationale associaties bijna 6000 banken. Voor zijn tijd bij de EBF was Wim tussen 2007 en 2014 de CEO van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Na zijn studie werkte Wim enige tijd voor de Universiteit Leiden waarna hij ging werken bij het permanente hof van arbitrage in het Vredespaleis in Den Haag. In 1993 vervolgde hij zijn carrière bij ABN AMRO, waarvoor hij onder andere in Brussel werkte en als hoofd Government Affairs in Amsterdam. Wim heeft altijd nevenfuncties uitgeoefend, waaronder als chairman van de International Banking Federation en is op het moment onder andere lid van de advisory board BBVA Center for Financial Education and Capability, hij is industry chair van de European Parliamentary Financial Services Forum, hij is lid van de advisory board van Leiden Law School en bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club. Wim studeerde rechten aan de Universiteit Leiden, hij is 57 jaar, hij is getrouwd, heeft twee kinderen en woont in Den Haag en Brussel en is geregeld onderweg tussen die twee steden. Dan hebben we alvast een beetje een beeld van jou, Wim. We gaan je veel beter leren kennen in deze podcast. Wat ik eigenlijk aan je wilde vragen als eerste is om de European Banking Federation neer te zetten. Ik vind het altijd leuk om dat te structureren aan de hand van de key stakeholders voor de EBF. Ik weet niet bij welke je zou willen beginnen, dat is ook wel interessant, welke je als eerste aan denkt.
Wim: Waar je aan denkt als je in Brussel werkt, de eerste stakeholders is natuurlijk de Europese Commissie. Die heeft ook het recht van initiatief op regelgeving en heel veel financiële regelgeving waar we tegenwoordig mee te maken hebben komt daar vandaan. Als tweede wil ik eigenlijk het Europees parlement noemen. Daar zitten we 300 meter vandaan. Dat is co-regelgever, samen met ook de raad. We zitten eigenlijk in dat blok. En de raad zijn natuurlijk de verschillende lidstaten en door die nationale bankenvereniging zijn we ook heel sterk verbonden met de ministeries van financiën en de centrale banken van de lidstaten. Maar wie ik ook zeker wil noemen is in de bankenunie onze nieuwe toezichthouder in Frankfurt. We hebben een klein kantoor in Frankfurt, en toen we dat openden in 2014 hadden we twee redenen. We wilden dat kantoor openen als symbool om te laten zien dat de bankenunie echt een verwerkelijking is van goed toezicht in Europa en we wilden dat ondersteunen. Tegelijkertijd begrepen we ook dat je in nationale omgeving toch ook soms informele contacten hebt en de mogelijkheid om dingen door te spreken. Daar was ook behoefte aan in Frankfurt en daar wordt dat kantoor voor gebruikt. Dus dat is de single supervisor. Als je dan het rijtje afgaat, aan de andere kant van het park waar we nu zitten, zit het single resolution board. Dat is natuurlijk ook onderdeel van één van de instituties die na de crisis zijn opgezet. Als je dan verder gaat zijn er gezien de techniek van alle regels drie agencies, the European banking authority in Parijs. Zat in Londen, is verhuisd na Brexit. De European securities market authority, ESMA, ook in Parijs. En eentje waar ik eigenlijk nooit mee te maken heb, Eiopa in Frankfurt, want die is voor de verzekeraars. Als je dan verder om je heen kijkt, waarmee we ook te maken hebben, natuurlijk hebben nationale bankenassociaties vaak ook vertegenwoordigingen hier in Brussel, grote banken hebben vertegenwoordigen hier in Brussel. Het was grappig, toen ik voor het eerst naar Brussel gestuurd werd door ABN AMRO waren wij de tweede bank die eigenlijk echt op regelgeving hier een kantoor openden, onder toen mijn baas Jaap Kamp. Maar sindsdien zijn er zeer vele bijgekomen, maar ook de Europese consumentenorganisatie, BEUC, en ooit door Ieke van den Burg – helaas overleden – lid van het Europees parlement opgericht de Finance Watch. Dat zijn de watch dogs die de Europese en de banken regelgevers volgen. Dus dat is een heel gezelschap en dan heb ik nog niet eens alle genoemd.
Jeroen: Ik zou er nog twee stakeholders aan toe willen voegen, als dat mag. Alle bankenfederaties, je noemde ze al even, met daaronder weer al die banken, hoe verloopt zo’n communicatie met hen? Hoe kom je erachter wat er allemaal leeft in zoveel landen bij zoveel banken?
Wim: Het is een kwestie van concentreren waarin je goed bent. Ik concentreer me echt op de Europese regelgeving. Als Europese bankfederatie vinden wij dat wij een positie moeten hebben op alle regelgeving die banken raakt, op Europees niveau. Dat is één. Twee, ik geloof zeer erg dat je dat niet reactief maar proactief moet doen. Dat betekent dat je kunt aanvoelen, bijvoorbeeld bij de digitalisering van de maatschappij en dus ook het bankwezen, kun je aanvoelen dat er een regelgevingsstroom op het gebied van digitaal aankomt. En dat is er ook, en daar zijn we dus zeer bij betrokken. Tegelijkertijd om het halen van de klimaatdoelen is het bankwezen essentieel. Europa is grotendeels door banken gefinancierd, niet door kapitaalmarkten, dus om de klimaatdoelen te halen en de transitie naar meer duurzame economie te verwezenlijken is het bankwezen essentieel, dus je weet dat daar regelgeving aankomt. Dat zijn dus twee grote blokken, een derde groot blok, na de crisis van 2008 is natuurlijk het hele systeem van prudentieel toezicht herzien. Dat leidt nu ook tot de zogenaamde banking package, de introductie van Basel in Europa. En daarbij zijn natuurlijk alle onderdelen van de bankenunie, en dan zijn er nog twee. Dat is na de schandalen over de money laundering, de schandalen in Europa, die eigenlijk voornamelijk administratief waren, maar dat heeft ons zeer op de feiten gedrukt. Het is heel duidelijk dat we in Europa te gefragmenteerde regelgeving hebben over AML en we wisselen te weinig data uit. Dus daar is nu de zogenaamde AML-package, dat is belangrijk. Data noemde ik al, we hebben de GDPR, de data protectie in Europa, dat heeft ook grote invloed. Zeker met de big techs die ook de financiële markt bekijken. Als laatste zou ik willen noemen financiële educatie. Het is goed dat alles digitaal wordt, het is belangrijk, het is gemakkelijk. Maar dat betekent ook dat je niet meer een lokale bankdirecteur hebt die je voor fouten kan behoeden. Dat betekent dus dat we mensen echt ook moeten opleiden om hetgeen dat ze aangeboden krijgen ook beter te kunnen beoordelen.
Jeroen: Ik ga even op mijn lijn terug van de stakeholders. Je had ze inderdaad wel al genoemd, de nationale bankenfederatie associaties. De stakeholders waarop ik nog even wilde doorvragen zijn jouw collega’s, jouw medewerkers hier. Met hoeveel mensen ben je en hoe is dat werk grofweg gedeeld?
Wim: We hebben er ongeveer veertig. Er werken er ongeveer veertig hier en één in Frankfurt. Wij kunnen inkrimpen en uitdijen want onder deze veertig medewerkers zijn op sommige punten superspecialisten op regelgeving, er zitten specialisten van de bankenassociaties en de banken. Dus het werk is verdeeld op verschillende niveaus. We hebben een bestuur, dat heet de executive committee en we hebben een algemene vergadering, dat heet the board. Dat is een interessante naamkeuze. Maar daarnaast zijn er – en dat heb ik zelf ingesteld – op strategisch gebied zogenaamde strategy groups. Dat zijn de mensen die echt verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van bepaalde regelgeving of voor een bepaald product in een bank. Dat is essentieel. Daaronder zijn commissies en werkgroepen met peers. Je kunt voor export kredieten bij elkaar hebben. Dus we hebben de mogelijkheid om vrij snel naar ongeveer 400 of 500 mensen uit te dijen, als dat nodig is.
Jeroen: Als je kijkt naar succes, hoe meet je nou of je succesvol bent als belangenverenigingen, ik weet niet of dat het goede woord is, maar als EBF, hoe kijk je nou van “We hebben dit goed gedaan” of “We kijken straks terug op 2022”, hoe zeg jij nou, “Dit was wel/niet succesvol”? Hoe meet je dat? Omdat er toch best wel vaak softe dingen zijn om bij te sturen of de andere kant op te drukken.
Wim: Je kunt het op allerlei manieren doen. De domste is om te zeggen “Waarom is die wetgeving doorgegaan terwijl die niet had door moeten gaan?” Dat is de domste. De fijnste voor mij zou zijn, ik heb bijvoorbeeld een hoofd prudentieel die mij even voorrekende wat de andere behandeling van software in COD aan besparing betekent voor het bankwezen. Als we daar 1% van krijgen voor ons budget verhuizen we met de hele EBF naar de Bahama’s, om maar een voorbeeld te noemen. Dat is natuurlijk ook onmogelijk. Je kunt niet goed meten, maar wat ik heel belangrijk vind is als bankenfederatie, als bank überhaupt ben je onderdeel van de maatschappij, je zult mij nooit van mijn leven horen praten over de zogenaamde reële economie. Ik vind dat een construct uit het verleden, uit de tijd van kolen, staal en dergelijke. Er is maar één economie en banken zijn daar onderdeel van. Dat is één van de redenen waarom ik zelf in het bankwezen terecht ben gekomen, één van de mooie dingen vind ik juist dat banken zoveel mogelijk maken in de maatschappij en dat eigenlijk ook alles bij banken samenkomt. De manier waarop ik dan succes meet, ik vind het heel belangrijk om de partner of choice te zijn. Zoals je zei, door de enorme hoeveelheid banken zijn wij aantrekkelijk voor politici en regelgevers, omdat wij heel representatief zijn. Als wij onze zaken voor elkaar hebben en wij zeggen iets, dan is dat “De sector spreekt.” Dus voor mij is het eerst partner of choice, maar dan moet je dus ook wel realistisch zijn. Wij verdedigen niet het onverdedigbare. Dus dat is één. Het tweede, en dat zeg ik ook vaak tegen mijn medewerkers, het gaat niet om winnen of verliezen. Uiteindelijk definieer ik altijd de rol van de EBF als – en sorry voor het Engels – we create a regulatory environment in which banks can compete successfully. Dat is eigenlijk de omgeving, een regelgevingskader waarin banken zich kunnen ontwikkelen, innoveren en de concurrentie kunnen aangaan met anderen. Dat zie je op verschillende punten, dat is bijvoorbeeld bij Basel, dat is natuurlijk een wereldovereenkomst en die wordt nu geïmplementeerd. Maar de wereld is niet overal hetzelfde. Waar bijvoorbeeld in Amerika alle bedrijven een rating hebben is dat in Europa helemaal niet zo, bijvoorbeeld Ikea heeft geen rating. Als je Basel één-op-één zou overzetten zou Ikea ineens veel meer moeten betalen voor zijn financiering. Als je dat onder de aandacht kan brengen van de regelgeving en ze begrijpen dus dat dat iets specifiek Europees is waar we – hoewel we natuurlijk gebonden zijn of gebonden willen zijn aan Basel – aandacht aan moeten besteden, dat is een soort manier om succes te meten.
Jeroen: We hebben een Nederlandse CEO bij de EBF zitten, dat ben jij. Is dat nou nog heel handig en nuttig voor Nederland, dat er een Nederlander hier het bewind voert?
Wim: Dat is interessant, ongeveer een week geleden hoorde ik via-via dat Fransen, Duitsers en Italianen een compliment over mij gaven en dat compliment was “Wanneer heb je ooit Wim Mijs op een Nederlandse manier zien onderhandelen? Nooit, toch?” Dat was bedoeld als compliment, en ik zie dat ook als een compliment. Want ik zit in een Europese rol en je hebt met zeer veel nationaliteiten te maken, we hebben in ons kleine kantoortje alleen al zestien nationaliteiten zitten, en die hebben allemaal een andere benadering. Voor mij is het belangrijk dat ik iedereen vertegenwoordig op een kritische manier. Heeft het zin dat het een Nederlander is? Ja, er is altijd enig voordeel, en dat is ten eerste het taalvoordeel. Als hier een Nederlander binnenloopt met een technisch verhaal, dan kan hij dat heel precies uitleggen omdat hij het in zijn moedertaal kan uitleggen. Het tweede is dat ik de Nederlandse situatie ken. Een voorbeeld is altijd de Nederlandse hypotheekmarkt, daar zeg ik altijd droogjes over “Die is werkelijk in geen enkel ander land uit te leggen, behalve in Nederland.” Maar omdat ik de context begrijp leidt dat niet bij mij tot een voorkeur of een bias, maar het leidt er wel toe dat ik meteen begrijp waar een Nederlandse bankier vandaan komt als hij mij komt.
Jeroen: Ja, dat is interessant. In Nederland hebben veel mensen – zowel in de politiek maar ook daarbuiten, misschien ook wel in de raad van besturen van de banken – een bepaald beeld bij de zuidelijke landen. Onze voormalige minister heeft er weleens uitspraken over gedaan, en Dijsselbloem, bijvoorbeeld. Maar is jouw beeld heel anders geworden sinds je hier echt in het Europese centrum in het hart van Europa zit?
Wim: Ik weet het niet, ik denk wel dat het anders geworden is. Ik kan niet helemaal het moment aantonen, maar ik heb wel veel meer begrip, ook kritisch begrip. Wat uniek is aan deze positie is dat je in de keuken kunt kijken, niet alleen van landen maar ook van banken. Zeker voor covid reisde ik ongeveer drie à vier keer per week en was ik steeds in andere landen en bij andere banken. Omdat ik zelf natuurlijk veertien jaar in het bankwezen heb gezeten voel je een cultuur aan, je voelt een aanpak aan, je krijgt een kijkje in de keuken en dat creëert begrip. Want je ziet de dilemma’s, je ziet soms ook de politieke omgeving waarin ze zich bewegen. Dat maakt dat ik in ieder geval niet zomaar landen weggooi. Ik ben absolute tegenstander van het uitsluiten van landen, ik kan helemaal niet leven met nonsense over de luie, in de zon zittende zuiderling die de prachtige pensioensystemen van Nederland zou verteren. Daar kan ik helemaal niets mee. Eén van de voorbeelden is de Eurozone met zijn toezicht, er zijn allerlei overwegingen geweest om de Eurozone samen te stellen en die waren niet alleen economisch, maar ook politiek. Op het moment dat je dat gedaan hebt moet je ook zorgen dat je die toekomst gezamenlijk invult en dan moet je niet halverwege iemand of een land uitsluiten. Want er is veel geld in de wereld, er is veel liquiditeit. Na de invasie van Rusland in Oekraïne hebben we dat nu weer eens met een schok beseft, we leven niet in een eenvoudige wereld, dus als je het geld onttrekt aan een zuidelijk land wordt het ogenblikkelijk ingevuld door een staat die misschien niet de Europese idealen onderschrijft.
Jeroen: Alsof je mijn volgende vraag wist, maar dat wist je niet, ik ging even door het lijstje van alle aangesloten landen en associaties, ik zag Oekraïne daar ook tussen staan. Hebben jullie veel contact met de vereniging daar of de associatie daar?
Wim: Oekraïne is eigenlijk een probleem, we hadden al een probleem met de associatie voor enige tijd. Want sinds de Krim en Donbas waren daar verschillende bankenverenigingen actief. De regel is, wij zijn inderdaad een vereniging van 32 landen, degenen die volledig lid kunnen worden zijn de landen van de EU. De EA, dat zijn Noorwegen, Liechtenstein en IJsland, en de EFTA is Zwitserland. En we hebben UK Finance, de Britten, er ook bij, maar daarvoor hebben we onze statuten zeer specifiek aangepast. Dan zijn er landen die associate members kunnen worden, en dat zijn de landen die lid zijn van de raad van Europa. Dat zijn onder andere Albanië, Servië, Turkije, maar Oekraïne was daar één van de problemen die wij zagen. Je moet dan de vertegenwoordigde bankenassociatie zijn, maar er waren er drie. Dus we hebben tegenwoordig veel contact, maar vooral via onze Poolse collega’s. Want de Polen zijn doen aan de voorkant heel veel aan coördinatie, en ik kan een kort lijstje aangeven van de dingen waar wij ons sinds 24 februari zeer intensief mee bezighouden. Natuurlijk de implementatie van de sancties, dat is een plicht van het bankwezen en dat proberen we zo goed mogelijk te doen en daarmee hebben we bijna dagelijks contact met de commissie. Want er zijn natuurlijk heel veel grijze gebieden waar we uitleg nodig hebben. Het tweede is cyber security, waar we zeer nauw samenwerken met ook Europol. Het derde: hoe open je een rekening voor vluchtelingen? Dat moet snel gebeuren, want die mensen moeten ondergebracht worden. Tegelijkertijd zijn er natuurlijk terecht de know-your-customer regels. Want ogenblikkelijk is in ditzelfde gebied ook de maffia actief. Dus de balans daartussen vinden is een volgende. Mensen komen met gerief na, in de munteenheid van Oekraïne komen ze aan. Kunnen ze converteren in euro’s? Hoe kunnen ze daar geld van maken dat ze kunnen uitgeven? Ook transactiekosten, dus op alle niveaus zijn er contacten. Dat gaat op dit moment niet zo zeer met de bankassociatie, het gaat grotendeels via de Poolse bankassociatie, maar dan via de Oekraïense centrale bank, dit soort vraagstukken, en overigens ook in hele nauwe samenwerking met de ECB.
Dit is Leaders in Finance met Jeroen Broekema.
Jeroen: Bij Leaders in Finance willen we ook altijd graag de mens achter het succes leren kennen, zou je iets willen delen over hoe jij bent opgegroeid?
Wim: Ik heb een zeer gelukkige jeugd gehad. Mijn beide ouders zijn zeer oud, maar nog in leven. Mijn vader is 93 en mijn moeder is 91. Ik ben enig kind. Wat mij zeer gekleurd heeft is, na mijn geboorte had ik vrij ernstige astma die tot mijn twaalfde geduurd heeft. In die tijd was er geen Ventoline of medicijnen of puffers die dat ophieven. Maar een astma-aanval betekent dat je die moest uitzitten, je kon een kopje thee krijgen en je kon wachten tot het over was en dat heeft me zeer gekleurd op heel veel verschillende manieren. Het heeft de band met mijn ouders heel erg close gemaakt, want mijn moeder had ook astma in haar jeugd. Dus als ik ‘s nachts een astma-aanval kreeg stond zij op en dronk met mij thee en wachtte samen met mij tot het minder werd. Zo heb ik overigens ook de maanlanding gezien. Mijn ouders hadden geen televisie, maar ik had een astma-aanval op de dag van de maanlanding en ik herinner me nog dat ik in de nacht tijdens mijn astma-aanval gekeken heb naar alle grijze oplichtende schermen in alle huiskamers van de huizen om ons heen omdat iedereen naar de maanlanding aan het kijken was. Geen televisie had te maken met een keuze van mijn vader, mijn vader was erg in boeken en lezen. Dus dat is het tweede element wat me heel erg gekleurd heeft door die astma. Omdat ik als jong kind niet naar school kon las ik alles wat om me heen was. Je kunt me alles vragen over alle stripboeken uit die tijd, alle Kuifjes, alle Asterix, alle Suske en Wiskes, alles. Maar ook alle boeken die ik kon vinden, van literatuur tot Ban van de Ring tot autoblaadjes tot alles. Voor mijn gevoel heeft dat juist in die tijd tot een zeer brede belangstelling geleid. Ik ben een groot liefhebber van geschiedenis. In Nederland, de Thea Beckman boeken heb ik allemaal ongeveer 200 keer gelezen. Reis door de nacht, van Anne de Vries. Een fantastisch boek, dus ik heb alles gelezen. Dat vormde me. Het derde wat vormend is, is natuurlijk dat je slecht in sport bent. Dat maakt je niet populair op de lagere school, dus dat vond ik moeilijk. Mijn ouders waren altijd enorme bergwandelaars en het enige wat ze in die tijd konden doen – en daarom waren er volgens mij ook zoveel sanatoria in Zwitserland – was mij meenemen naar de bergen. En inderdaad, in de bergen had ik nooit last van astma. Dat betekent dat ik op vierjarige leeftijd heb leren skiën en dat ik dus heel erg goed kan skiën. Waarom? Het was de enige sport die ik zonder beperking kon doen. Dus die greep mij meteen en voor mij is skiën dus een gevoel van vrijheid. We woonden in het oosten van Nederland.
Jeroen: Waar?
Wim: In Rozendaal, bij Arnhem, bij de Veluwe. Ik was altijd geïnteresseerd door techniek, dus het begon met modelvliegtuigjes met benzinemotortjes erin. Vervolgens natuurlijk de brommer. Ik hoor nog de buurvrouw zeggen tegen mijn moeder toen ik een jaar of veertien was “Ach, die brommer staat al twee jaar buiten, die krijgt hij nooit aan de praat.” Dat is natuurlijk apekool, want die had ik binnen twee dagen wel degelijk aan de praat. En daarna auto’s, want er waren heel veel sleutelaars in die buurt. Wat dat betreft was het echt het oosten van Nederland waar heel veel mensen voor de APK hun wrak kochten en daar net zo lang aan sleutelden tot die het deed. Dus dat heeft me ook gekleurd. Ik heb in mijn schooltijd één school gehad waar ik me helemaal niet thuis voelde, daar heb ik echt geen leuke tijd gehad. Tot mijn vader mij op een gegeven moment zo aanzag en mijn vader was niet iemand die echt sturend optrad. Maar op een gegeven moment zag hij het aan en zei “Jij gaat naar een andere school.” Ik ben naar een andere school gegaan en ik als jongetje in het midden van mijn puberteit wilde dat helemaal niet, maar mijn vader zei “Doe dit.” Daar heb ik een ongelooflijk gelukkige schooltijd gehad. Ik ben jarenlang bevriend geweest met de leraren daar die mij echt uitgedaagd hebben. Ik ging altijd trouw naar de lustra en dat heeft mij echt gevormd. Het kan gewoon niet beter, ik heb echt een fantastische jeugd gehad en dan heb ik het nog niet eens gehad dat ik natuurlijk ook de elektrische gitaar ontdekte. Mijn vader was klassiek pianist en hoopte dat ik piano zou spelen, daar heb ik ook de volledige eerste lijn genomen. Nette mensen gingen eerst blokfluit spelen, hoe zou ik dit nou als diplomatiek zeggen? Dat instrument is niet voor mij. En daarna piano en dat was klassieke pianoles. Dat was mijn ding niet. Toen kwam ik op school en er was een schoolbandje. Een jongen speelde elektrische gitaar en dan ging er iets klikken in mijn hoofd en ik heb dat nooit meer losgelaten, dat instrument. Toen ik achttien of negentien was en het tijd was om een keuze te maken voor een studie was ik voornamelijk bezig met bandjes, het spelen in bandjes, het eindeloos gitaar spelen, prutsen met auto’s en zo ging studeren. Dus het kon niet beter.
Jeroen: Wat een mooi alomvattend antwoord! Er zitten ook heel veel haakjes en paden in waar we in kunnen gaan. Ik ben eerst nog even benieuwd, als ik dat mag vragen, wat deden je ouders voor werk?
Wim: Mijn vader was de baas van corporate research van Akzo, die hebben hun hoofdkantoor in Arnhem, daar werkte hij. En mijn moeder had Frans gestudeerd en gaf Franse bijles.
Jeroen: Zo heb je ook Frans geleerd?
Wim: Dat is een mooie, want als je moeder zelf heel goed Frans spreekt is dat niet je eerste ding. Maar ik heb eindexamen gedaan in alle talen. Dat wil zeggen alle moderne talen, dus Duits, Engels, Nederlands en Frans. Hier is het handig, hoewel het wel zo is dat werkelijk iedereen en zijn moeder Engels spreekt, inclusief de Fransen zelf. Vooral voor Duits en Frans, Frans kan ik hier nog op straat spreken in mijn leven. Maar met Duits is het gewoon jammer, want ik kan wel Duits spreken, maar de breedte en de diepte van de taal verdwijnt een beetje als je het niet oefent.
Jeroen: Ja, stimmt! In de voorbereiding proberen we altijd zoveel mogelijk te lezen over de gast. We hadden een quote gevonden: “To me, a richer life means music.” Je haalde het net al aan, je hebt het nooit meer losgelaten, die muziek. We zitten ook in jouw mooie werkkamer hier, ik zie ook foto’s waarop jij actief aan het spelen bent. Wat doet muziek met jou?
Wim: Wat ik ongelooflijk vind, iemand kan een gevoel hebben en dat vertaalt hij in muziek en dat gevoel wordt gewoon overgedragen. Wat ik ongelooflijk vind is hoe diep iets kan raken. Er is muziek die je blij maakt, en er is muziek die je zo raakt dat je altijd tranen in je ogen krijgt als je het weer hoort. Mijn vader is zeer geïnteresseerd in klassieke muziek en ik hou eigenlijk van alle muziek, alle goede muziek. Maar doordat ik zelf zo diep in de muziek zit kan ik ook vrij snel doorheen horen hoe iets gemaakt is. Als ik dus de zogenaamde luiheid hoor – het zij in de harmonie, een hele bekende akkoording, of iets waarvan ik gewoon kan horen dat het in de standaardgeluiden op een nieuw gekochte synthesizer zit – dan word ik niet zo opgewonden. Maar er is prachtige muziek en niet alleen de traditionele klassieke en romantische muziek en de popmuziek, maar ook Franse chansons, de ongelooflijke cultuur en zeggingskracht daarvan. Ik heb twee jaar in mijn studententijd in een Roemeense/Hongaarse zigeunerband gespeeld, daar heb ik nieuwe ritmes geleerd, maar ook weer prachtige muziek gespeeld met intense melodieën. Muziek is een reis die nooit ophoudt.
Jeroen: Heb je er weleens aan gedacht om daar 100% je werk van te maken?
Wim: Ik ben er vrij nuchter in, want één van mijn beste vrienden is de gitaarleraar van Leiden en omstreken, vind ik. Zoals ik altijd zeg, als ik te veel banken heb houdt hij mij normaal, want dan ga ik naar hem toe en dan spelen we een middag en dan gaat het weer. Dan geeft hij mij altijd weer tips. Maar op mijn achttiende heb ik daar weleens serieus naar gekeken, ik zag toch eigenlijk de meeste mensen die professioneel muziek gingen doen, omdat ik zo dankbaar in een vrij goed bandje speelde kon je ook zien hoe hard dat muziekleven was. We speelden op bekende jeugdcentra met af en toe bekende bands. Het was of iedere dag optreden, van optreden naar optreden of een vrij hard leven of muziekonderwijs. Dan moet je gewoon in de spiegel kijken en zeggen “Hoe goed ben je nou eigenlijk?” Ik ben vooral door mijn ervaring een goede muzikant. Je kunt mij zo in een band zetten en ik speel zo mee. Maar ben ik het volgende genie? Nee. Ik ben gewoon een goede ambachtelijke muzikant.
Jeroen: Je bent over je jeugd louter positief, dat is hartstikke mooi. Zijn er toch dingen uit je opvoeding, je bent zelf vader, waarvan je zegt “Dat heb ik toch wel anders gedaan met mijn kinderen”?
Wim: Inderdaad, ik ben louter positief omdat ik vind dat ik dankbaar mag zijn, niet iedereen heeft zo’n gelukkige jeugd en niet iedereen heeft de kansen gekregen. Enig kind zijn is moeilijk, die astma heeft echt hele moeilijke momenten gekend. Je kunt je voorstellen, ik was niet de eerste die gekozen werd bij het voetbalteam. Dat maakt je af en toe eenzaam. Mijn kinderen zijn heel anders opgegroeid, in een hele andere tijd met veel meer toegang tot allerlei media. Maar doorzettend ondernemerschap hebben mijn vrouw en ik er allebei wel ingepompt. Je hebt kansen en talenten, en als je er niks mee doet ben je een sufferd. Dus er wordt gewoon verwacht dat je iets afmaakt of iets doet. Het leven in het oosten was naar mijn gevoel simpeler en ik heb pas later geleerd dat als je echt iets wil veranderen, dat je niet altijd op je talent hoeft te vertrouwen of op je geluk, maar gewoon schouders eronder en aan de slag.
Jeroen: Je bent rechten gaan studeren, hoe kwam die keuze tot stand?
Wim: Dat is ook mooi, ik ben daar zeer gepassioneerd over geworden, maar pas later. Je moet je voorstellen, op dat moment was ik negentien en was ik met auto’s bezig en zat ik in een bandje. Ik wilde studeren en mijn ouders hebben allebei in Leiden gestudeerd. Ze hebben mij nooit iets opgedrongen, ze hebben gezegd “Wij hebben daar een leuke tijd gehad en je moet zelf ook maar zien wat je ervan maakt.” Ik wilde eigenlijk geschiedenis studeren, maar dan krijg je weer dezelfde koers die ik ook bij muziek zag, dan zag ik mij eigenlijk automatisch het onderwijs ingaan. En ik wilde meer keuzes hebben op dat moment. Dus rechten leek me leuk, niet alleen omdat daar natuurlijk altijd een historisch maatschappelijk component aan zit, maar ik wilde specifiek ook Europees en internationaal recht studeren. Dat kwam pas in het doctoraal, want je moest eerst civiel recht studeren en in de tweede helft kon je je specialiseren in Europees en internationaal recht. Ik heb altijd enorm geloofd in de Europese gemeenschap, de Europese Unie, de Europese samenwerking, dus ik had altijd wel vaag het idee van “Daar wil ik naartoe en daar kom ik terecht.” Mijn studie vond ik niet zo leuk en mijn studie vond mij niet zo leuk in het begin.
Jeroen: Wat bedoel je daarmee, dat die jou niet leuk vond?
Wim: Dat is heel simpel, ik was in het vrij massale basis doctoraal gewoon een beetje de weg kwijt, vooral omdat er zo ongelooflijk veel gave dingen te doen waren en zijn in je studententijd en die heb ik ook allemaal gedaan. En de studie vond mij niet zo leuk omdat ik natuurlijk in die tijd, doordat ik zo afgeleid was door van alles, voor de studie niet een aantrekkelijke gemotiveerde student was. Dit alles veranderde toen ik door dat basis doctoraal heen was en door de propedeuse, en ik kwam bij internationaal publiekrecht en daar hadden ze een ongelooflijk krachtig karakter als decaan, een buitengewoon elegante vrouw, mevrouw van Leeuwen Boomkamp. Ik kwam daar aan, want ik wilde me in internationaal publiekrecht specialiseren en zij had een gesprek met mij en ik legde uit dat de studie vreselijk was, massaal en multiple choice en dat ik me niet uitgedaagd voelde. Zij hoorde zich dat vijf minuten aan en ze had zo’n half leesbrilletje, daar keek ze altijd overheen. Dat zat op haar neus, en daar keek ze overheen. Ze liet mij uitpraten en daarna zei ze “Wim, wanneer ga je nou eens aan het werk?” En dat was een ongelooflijk belangrijk moment want in dat ene zinnetje zei zij natuurlijk waar het op stond. Dat bedoel ook een beetje met “De studie vond mij niet zo leuk”, als je daar geen tijd aan besteedt, als je er niet in investeert vind je daar natuurlijk niks aan. Dat is totaal omgeslagen, ik heb genoten van mijn doctoraal, ik vond het echt heel leuk, ik heb er ook veel geleerd. Ik ben met deze decaan overigens zeer, zeer goed bevriend geraakt, en dat heeft er inderdaad toe geleid dat ik aan het eind van mijn studie nog een jaar doorgewerkt heb, onder andere om les te geven in het nationaal publiekrecht, maar ook om het moodboard programma wat toen helemaal nieuw was voor de faculteit op te zetten.
Jeroen: Je tijd in Leiden, ik weet zelf ook nog goed toen ik daar ooit aankwam, maar waar was je buiten het studeren zelf – je hebt duidelijk beschreven wanneer het omsloeg en je je studie echt wel leuk begon te vinden – vooral mee bezig? Was dat het hele stereotiepe heel veel bier drinken en heel veel lol hebben? Wat voor soort student was je verder?
Wim: Ik wilde eigenlijk muziek spelen toen ik aankwam, dus mijn ouders zijn allebei lid geweest… Deze ga ik niet afmaken, want dan weet je wat ik bedoel. Ze zijn allebei lid geweest maar ze hadden dat nooit gezegd. En alle verenigingen ben ik afgelopen met mijn gitaar onder mijn arm en door de bril van “Waar kan ik hier muziek maken?” Uiteindelijk kwam ik bij Minerva uit en dat was toen een hele grote vereniging van 3500 mensen en door het Leiden studententoneel en die brachten ieder jaar – want het was nog voor de CD – een plaat uit, die hadden bands, maakten musicals. Dus ik ben daar lid geworden en dacht “Dit is gaaf!” Daar heb ik dus ook een werkelijke fantastische tijd gehad. Dat gaat van het koorleven tot in een bandje spelen – je had twee of drie bands die voor allerlei feesten speelden, ik zat in één daarvan – tot het onderdeel zijn van de musicalcommissie, het Leidse studententoneel. Maar je kon zoveel andere dingen doen. Ik ben lid geweest van het bestuur van de klimvereniging, drie keer raden, commissaris ski, natuurlijk. Ik heb natuurlijk meegedaan aan de intercorporale skiwedstrijden, roeien en zo. De wereld die je kan doen daar is zoveel verder dan bier drinken, en dat heb ik ook gedaan.
Jeroen: Dat heb je ook gedaan. Als laatste zin, toch nog. Heb je lang gestudeerd?
Wim: Ja, ik ben in 1983 aangekomen en ik ben in 1990 afgestudeerd.
Jeroen: Ja, wat is lang? In die tijd was dat niet zo heel lang, waarschijnlijk. Of wel?
Wim: Zes jaar was niet lang, maar zeven jaar begon te stretchen.
Jeroen: Kwam er ook vanuit Rozendaal een bericht van “Het wordt nu een keer tijd”?
Wim: Met die bandjes en met het skileraarschap – en ik heb ook als skimonteur gewerkt en zo – kom je natuurlijk echt wel een heel eind. Ik werd wel gestimuleerd op een gegeven moment en ik denk dat die opluchting kwam, maar mijn ouders hadden dat al eerder gezien bij die school, bij die eerste school was ik totaal vastgelopen en kwam er niks uit. In die tweede school had ik ineens alleen maar hoge cijfers omdat ik in de omgeving was waar ik heel gelukkig werd. Ik denk wel dat ze blij waren toen ik internationaal en Europees recht ging doen, dat de berichten vanuit Leiden werden iets beter of de cijfers.
Leaders in Finance, met Jeroen Broekema.
Jeroen: Wat ik interessant vind, en dat probeer ik te onderzoeken in al die gesprekken die ik heb met leiders in de financiële sector, hoe komt het nou dat ze in die financiële sector terechtkomen? Bij jou was dat helemaal niet zo duidelijk in het begin van je carrière, je bleef bij de universiteit nog wat doen, je ging aan de juridische kant in het Vredespaleis werken. Hoe kom je dan in een omgeving bij de bank, bij ABN AMRO in jouw geval?
Wim: Mijn geval is een beetje apart, want eigenlijk was mijn studie vrij sterk op Europees recht en internationaal publiekrecht gericht. Maar er zijn een aantal omstandigheden. Bij de universiteit is de vraag of je wil promoveren en dat zag ik voor mezelf, een artikel vind ik leuk, ik vind de juridische redenering leuk, maar echt lange tijd onderzoek doen naar een juridisch onderwerp, daar ben ik – om het op een aardige manier te zeggen – te praktisch voor of – op een minder aardige manier – te ongeduldig voor. Dat past niet bij mij, voor mij is rechten een gereedschap om een maatschappelijk probleem op te lossen, dat is niet iets waar je tweehonderd jaar over gaat nadenken. Dus die weg was niet logisch. Ik ben zeer dankbaar aan professor Pieter Kooijmans, vervolgens kon ik werken bij het Permanent Hof van Arbitrage en daar had ik ook een duidelijke opgave. Ik heb daar een klein boekje over geschreven. Maar daar zie je ook wel dat binnen de VN, als je niet politiek benoemd bent of een rechter, maar binnen de staf van de VN, dat het een beetje een gouden kooi is, iets waar mensen mij ook voor waarschuwden. Want daar zitten vaak mensen heel lang. Die hebben een belastingvrije of een salaris met een hele lage belasting, kinderen op de internationale school en dan zie je toch dat dat moeilijk is. Gedurende dat jaar kreeg ik een telefoontje van een vriend dat ABN AMRO een mededing jurist zocht en heb ik gesolliciteerd. Daar zat ook nog iets achter, mijn eindscriptie op de universiteit was ‘Banken contra het Europees mededing recht’, dat was een buitengewoon negatieve scriptie voor banken.
Jeroen: Zegt de huidige CEO van de bankenfederatie Europa! Dat kan apart lopen.
Wim: Dat kan inderdaad apart lopen en ook daar zit enige logica in, daar kom ik op terug. Maar om heel simpel te zijn, in die tijd had je de eurocheque zaak en die was net begonnen. Er waren net zogenaamde punten van bezwaar van de commissie gekomen en in mijn scriptie onderzocht ik die punten van bezwaar en ik probeerde uit te vinden of de commissie daar gelijk in had, of er inderdaad iets mis was. Dat was er. Maar als ik nu kijk als CEO van de Europese bankenfederatie, kan ik heel goed begrijpen waar het vandaan komt. In die tijd probeerden ze de eurocheque in te voeren en aan geld zit een noord-zuid-effect, dat komt omdat mensen op vakantie gaan in het zuiden, dus daar zit een noord-zuid geldstroom. Die eurocheque zou dus nooit werken als niet ieder Europees land die aan zou nemen. De Fransen zijn traditioneel een kaartland en het verschil tussen de eurocheque en een kaart is dat in het geval van een kaart een retailer betaalt, in het geval van een cheque betaalt de klant/gebruiker. Daar konden ze het dus niet over eens worden. Toen hebben ze in Helsinki, toen nog buiten de Europese unie, een geheime overeenkomst met de Fransen gesloten waarin de Fransen werd toegestaan om zowel de retailer voor aanname van de cheque als de klant te laten betalen. Dit is zogenaamd double charging en dat is ongelooflijk verboden onder mededing recht, en terecht. Dat werd dus uitgevonden door de commissie, dus mijn conclusie was “Dit leidt tot een enorme boete”, die er overigens later ook achteraan kwam. Maar ik heb het geluk gehad, ik ben er nog steeds van overtuigd dat ABN AMRO de allerbeste opleider is van het bankwezen die we ooit gehad hebben. In 2008 zijn we niet alleen een grote systeembank in Nederland verloren, maar ook het opleidingsinstituut van het bankwezen. Dat zie je nog steeds, want jouw werk valt volgens mij over de oud-ABN AMR’ers die daar zijn opgeleid. Ik kwam in dat klasje, maar ik kreeg vooral ook te maken met een hoofd juridische zaken van oorspronkelijk AMRO, die waren net gefuseerd, Rudolf Sassen, en die zei tegen mij “Meneer Mijs (ik was 22 jaar), u weet het allemaal, zie ik. Ik heb uw scriptie gelezen, interessante analyse. Ik kan het niet helemaal eens zijn met de conclusie, maar als u het allemaal al weet moet u maar eens voor mij komen werken.” En die man heeft mij echt juridisch op alle niveaus uitgedaagd. Hij heeft gezorgd dat ik als jurist in effectentransacties, in leningsovereenkomsten, in inkopen, overal bij betrokken ben. Drie keer heb ik het sponsorcontract voor Ajax gemaakt voor ABN AMRO. Ik ben één van de juristen namens ABN AMRO achter het Air Miles project. Al die dingen heeft hij gedaan en dat samen met de ongelooflijk goede algemene opleiding die ik kreeg, dat heeft mij echt helemaal in het bankwezen getrokken. Daar zie je dus met die banken, alles komt bij elkaar, ze hebben overal mee te maken en er werken ook gewoon heel veel uitstekende mensen die er wat van proberen te maken. Dus zo ben ik erin gekomen en ik ben er inderdaad nooit meer uitgegaan.
Jeroen: Dat vond ik wel mooi aan wat je zei, je noemde dat bij de VN een gouden kooi, maar ik denk dat ABN AMRO in die tijd zeker ook wel gezien werd als een gouden kooi.
Wim: Ja, half-half. Ik heb dat allemaal nog net meegemaakt, de tijd van de tantièmes, et cetera. Maar dat werd toen juist door die fusie allemaal een beetje doorbroken. Voor mij raakte dat niet zo. Wat gevaarlijk was, was niet zozeer de gouden kooi in financiën, maar dat het een hele sterke corporate identity had, dus een beetje als een familie voelde. In mijn eerste jaar heb ik een hele wijze raad gekregen van een oudere jurist die vertrok op dat moment. Wat je bij alle bedrijven met een sterke corporate identity hebt, of je het nou over ABN AMRO hebt of over Santander of over Microsoft of over Google, die gaf mij een wijze les en die geef ik ook nu nog steeds aan jonge mensen. En die wijze les was: Welkom bij ABN AMRO, je bent nu een jonge jurist hier, je kunt van alles leren, je kunt ongelooflijke fijne mensen, goede collega’s meemaken, een enorme leuke tijd meemaken, maar je moet nooit vergeten dat de bank een naamloze vennootschap is, dus die heeft geen gevoel. Dus als het over is, is het over.” En dat heb ik nooit vergeten. Het is een naamloze vennootschap, waar je wel iedere dag met je hart en ziel dingen kunt doen, maar je kunt niet verwachten dat de naamloze vennootschap dezelfde emotie en gevoelens aan jou geeft, want die heeft immers geen emotie en gevoel.
Jeroen: Nee, maar toch heeft zo’n organisatie, zeker ABN AMRO, een enorme cultuur.
Wim: Ja. Daar sta ik trouwens ook op in mijn management, cultuur en waarde maken een organisatie. Ik heb natuurlijk ook later heel veel werk gestoken in de code banken en de bankierseed. Een fatsoenlijke cultuur, om maar een voorbeeld te noemen terug naar mijn scriptie, zo’n overeenkomst over eurocheque, nu ongeveer in de prehistorie, ik begrijp de praktische noodzaak daarvan. Maar de waarden en de cultuur hadden dat moeten stoppen en zo zijn er heel veel dingen die we niet alleen in het bankwezen, maar ook daarbuiten zijn. Cultuur en waarde zijn essentieel.
Jeroen: Helemaal mee eens! Op een bepaald moment ben je dus in je loopbaan vanuit de juridische kant meer naar de government affairs gegaan. Hoe kwam die switch tot stand?
Wim: Dat is ook heel simpel, dat is tegenwoordig onvoorstelbaar met bijna alle regelgeving voor financiën afkomstig uit Brussel, er was maar één manier Europees recht en één manier mededing recht en dat was de jonge jurist Wim Mijs en dat werd een beetje vriendelijk toegeknikt als de hobby van meneer Mijs die af en toe afleidde van het eerlijke handwerk van het Nederlandse vennootschaps- en faillissementsrecht waar het toch echt allemaal om ging. Dus ik was een beetje een vreemde eend daarin en eens in het jaar kwam een Europese rechtsvraag en die mocht ik dan oplossen. En eens in de twee jaar kwam er weleens iets over mededing recht en daar mocht ik dan ook iets over zeggen.
Jeroen: Vond je het uiteindelijk ook blijkbaar nog leuker dan het juridische werk?
Wim: Er zit iets heel logisch aan, want die monetaire unie was een feit en de raad van bestuur van ABN AMRO – dat moet in 1994 of 1995 geweest zijn – vond dat ze eigenlijk buiten het politieke proces van de monetaire unie waren gebleven en dat het hen overkwam en ze vonden dat ze daar tenminste een vroege waarschuwing over hadden moeten hebben, als dan onderdeel zijn van het proces. Je had in die tijd ook nog Dick Meys, die natuurlijk een enorme visionaire bankier was, die altijd over grenzen heen keek, en Hazelhoff. Die vonden dat, dus die hebben een directeur-generaal benoemd, Jaap Kamp, die hier een kantoor moest openen. Die was volgens mij het tweede kantoor, eigenlijk had Deutsche Bank hier min of meer een ambassadeur zitten, maar het echt het kijken en beïnvloeden van regelgeving, dat was er nog niet. En Jaap was een levenslange bankier en oud-voorzitter van Swift en zo. Zonder dat die precies wist wat hij ging doen, maar het was wel duidelijk dat hij juridisch ondersteund zou moeten worden en dan zou Wim Mijs – die gezellige man die Europees recht deed – hem ondersteunen als hij een vraagje had. Na drie maanden had die zoveel werk, toen zei die “Kom maar hier.” En hij had inmiddels een Engelse aangenomen, Lucy Williams, die had hij hier ontmoet. Die Engelse heeft mij geleerd wat lobby is, wat government affairs is, wat interest representation is, want ik had ook geen idee. Ik kwam hier aan als jonge jurist, ik was inmiddels al iets meer ervaren en ik zou met Lucy die toen ook begin dertig was, net zoals ik, op dat kantoor gaan werken voor onze directeur-generaal. Lucy zei “Binnen twee weken of twee maanden sta je in The Financial Times, let maar op!” Ik lachte nerveus daarnaar, want in nationale bank, als je jezelf als medewerker in een kant weet te werken word je op zijn zachtst gezegd ontslagen en nog waarschijnlijker is dat je voor altijd verdwijnt. Dus dat zat er zo in. Maar zij zei “Wacht maar.” Wat zij toen deed, en daar heb ik ongelooflijk veel van geleerd, ze zei “Je moet niet hier gaan zitten en recepties aflopen en terug fluisteren naar de raad van bestuur, je moet je afvragen ‘Wat heeft de unie nodig van het bankwezen?’ Dat is heel simpel, de euro komt eraan, maar je kunt de euro nog niet poolen over Europa.” Dus ABN AMRO met toen nog al zijn bijkantoren in alle Europese landen kon zijn euro’s niet poolen over die grenzen. Zij wist dat, dat was vlak voor het financial service actionplan uitgebracht zou worden, de 45 maatregelen die de Europese financiële markt tot één moesten maken. Wat zij dus deed, en daar is de start van mijn totale overstap – ze zei “We gaan dus nu een rapport schrijven voor de commissie.” Dus wij gingen naar alle hoofden van de treasury, we gingen praten en je weet, Engelsen kunnen ongelooflijk goed schrijven, daar heb ik ook veel van geleerd. We schreven echt een politiek rapport over wat er nodig was om het mogelijk te maken voor vrij verkeer in een potentiële eurozone. Dat rapport lieten we door Jaap, onze directeur-generaal, presenteren aan toen commissaris Monti. Dat sloeg in als een bom. In één keer stond ABN AMRO op de kaart, Jaap werd ogenblikkelijk uitgenodigd in alle high-level expert groups die financial services actionplan moest doen en wij hadden tractie in ABN AMRO ineens, als klein kantoortje. Terwijl echt niemand wist wat het zou worden. Het was echt een beetje een avontuur. Wij mochten uitbreiden naar vijf, we zijn ons echt op die regelgeving en proactief op regelgeving gaan storten. Niet reactief, niet op consultatie, maar echt proberen vooruit te schrijven wat het bankwezen nodig had. We hebben dat financial services action plan helemaal omhelsd en op alle onderdelen hadden wij commentaar. Dat werd een steeds groter succes en mijn baas werd teruggeroepen naar Amsterdam, want die werd de baas van compliance & legal voor de hele ABN AMRO bank en mijn collega Lucy ging naar de financial services, die ging naar Engeland. Dus ik werd hoofd van dat kantoor en we hadden altijd al het model gehad, buiten de Nederlander moesten alle andere medewerkers van een andere nationaliteit zijn. Want zo kon je intercultureel een dilemma snel doorspreken van de verschillende kanten. Dus ik had een kantoor met een Spaanse nummer twee, een Engelse, een Française, een Duitser, een Pool, een Deen, en zo hadden we dat groepje bij elkaar. Dat werd in die tijd van het financial services actionplan een succes en ik had ook het geluk dat Rijkman Groenink CEO werd, die zeer pro-Europees was, waarmee ik het zeer goed kon vinden. Tegelijkertijd was ik getrouwd en kreeg ik kinderen.
Jeroen: Dat was in je Brusselse tijd?
Wim: In mijn Brusselse tijd. Dus gelukkigerwijze vroegen ze mij – en daar werd ik hoofd common affairs – om een gelijksoortig kantoor op te zetten in Den Haag. Ze zijn als ABN AMRO eerst begonnen in Brussel en zijn toen naar Den Haag gegaan, en een aantal mensen in Amsterdam. Dat geheel werd government affairs. Den Haag kwam mij goed uit, want mijn vrouw is internist infectieloog in een ziekenhuis in Den Haag, dus alles viel in elkaar. Op een gegeven moment hadden we dus inderdaad vijftien mensen werken op die government affairs en ik had het geluk dat ik het team helemaal zelf had mogen samenstellen, dus dat was een buitengewoon scherp instrument dat daar stond.
Jeroen: Dat moet wel een spannende tijd geweest zijn, zeker de Brusselse tijd. Maar ik kan me ook voorstellen dat je daarom al het groundwork hebt gedaan om deze functie nu goed te kunnen uitoefenen. Je hebt zelf ook het politieke handwerk geschreven, zelf gelobbyd, de contacten gelegd. Ik kan me voorstellen dat het speelveld ook heel anders is geworden, want op dat moment, zoals je net vertelde, dat ABN AMRO één van de weinige banken was die hier een kantoor hadden. Misschien Deutsche nog.
Wim: Ja, nu zijn ze er allemaal.
Jeroen: Hoeveel zijn het er nu wel niet?
Wim: Ja, er zijn wel honderd banken of zo hier, met een vertegenwoordiging. Inmiddels ook een stuk of tien bankenassociaties.
Jeroen: We hebben bij Leaders in Finance ook altijd een teaser en een pleaser. De pleaser is altijd dezelfde, daar komen we zo op, op de boeken of iets van dien aard. Aan de teasende kant heb ik opgeschreven, en daar wil ik graag jouw mening over horen: Er zullen honderden, of misschien wel duizenden, banken in Europa gaan verdwijnen in de komende tien jaar.
Wim: Je stelt me nu een hele moeilijke vraag en ook een beetje een gewetensvraag. Want ik vertegenwoordig al die banken en allemaal met evenveel liefde.
Jeroen: Het is een teaser, Wim!
Wim: In Europa zijn we over-banked en we zijn te afhankelijk van bankkapitaal. Dit is al honderden keren eerder gezegd, daarom hebben we de kapitaalmarktunie, maar toch gebeurt het niet. Die kapitaalmarktunie gebeurt nog niet. Dat heeft veel te maken met het gemak waarmee mensen bankkrediet kunnen krijgen, doordat er zoveel banken zijn en door de lage rentestand is het heel makkelijk om een bankkrediet te krijgen en het is veel moeilijker om kapitaalmarktfinanciering te krijgen want er zijn allemaal regels, je moet een compliance ambtenaar hebben, er zijn transparantieregels et cetera. Daar doen we dus in Europa echt iets fout. We hebben te veel banken en dat heeft ook te maken – ik heb me dat weleens afgevraagd – waarom wordt dat niet opgeruimd? Want deze zin wordt ook ongeveer door iedereen uitgesproken. Daar zijn verschillende oorzaken voor. De eerste en de oude oorzaak is dat sommige banken zeer sterke connecties hebben met hun lokale regio of hun lokale politiek en die worden toch stevig politiek beschermd. Eén van de redenen dat ik erg geloof in de bankenunie is dat mensen daar bijvoorbeeld niet intrapt dat banken die sterk verbonden zijn met de regio of gezien worden als klein, regionaal en onschuldig lagere kapitaalseisen moeten hebben. Je kunt wel iets zeggen over de kleinere banken en rapportage, maar niet over lagere kapitaalseisen, want ook een kleine bank kan een crisis veroorzaken, zoals we allemaal weten. Dus dat is de eerste reden, ze zijn sterk verbonden met de regio en lokale politiek. De tweede reden – en dat vind ik nog zorgelijker, vlak voor covid was ik in de Verenigde Staten, ik ga over een maand weer, eindelijk – de chairman van de DFC zei “Ik heb afgelopen jaar 400 banken ontmanteld en opgeruimd. Spaarders hebben er geen probleem van, het systeem heeft er geen probleem van, het systeem is erop gericht om onsuccesvolle ondernemingen op een fatsoenlijke manier af te wikkelen.” Toen dacht ik even “Wat zou er gebeuren als dat in Europa zou gebeuren? We ruimen even 400 banken op?” Dan bedenk je dat sinds de crisis mensen panisch zijn geworden voor de afwikkeling van banken. Stel in Nederland dat er een bank is waarvan de Nederlandsche Bank zegt “Die voldoet niet meer aan de voorwaarden, die gaan we afwikkelen.” Op papier kan dat allemaal, want we hebben alle lessen geleerd van de crisis, we hebben hoge kapitaaleisen, Frankfurt kijkt mee, we hebben een resolutiefonds, we hebben een uitstekend DGS, dus op papier ‘who cares’? Politiek gezien kun je je voorstellen dat op het moment dat dat aangekondigd wordt duizend Kamervragen, de president van de Nederlandsche Bank moet naar een commissie in de Tweede Kamer komen, de minister van financiën moet op het matje komen. “Je had toch beloofd, dit nooit weer?” En daarmee hebben we eigenlijk de situatie van post 2008 bevroren. Ik vind het echt een probleem dat gezonde banken moeite hebben om groei te vinden, het is ook niet aantrekkelijk voor veel redenen om een grensoverschrijdende fusie aan te gaan en dat kleine banken die niet succesvol zijn niet gewoon afgewikkeld kunnen worden.
Leaders in Finance met Jeroen Broekema.
Jeroen: Uiteindelijk zou je kunnen zeggen dat bij elke stap die unie sterker wordt en de landen dichter op elkaar komen te zitten, financieel-economisch gezien, dat er dus consolidatie gaat plaatsvinden op een moment. Aan de andere kant zou je kunnen zeggen, in Amerika heb je ook nog steeds 4000 banken of zo.
Wim: Dat is dus het punt dat ik maakte, je hebt twee dingen. Grote banken, grensoverschrijdende fusies. Er zijn een aantal dingen, je valt in een ander bakje, je wordt een GSIP of een LOCALSIP, je wordt ineens een grotere bank, dus je krijgt hogere kapitaaleinden. Een enige reden voor veel grote Europese banken om te fuseren is dat ze hun kosten van kapitaal kunnen verlagen en dat gaat dus niet gebeuren. Het tweede is, we hebben een bankenunie, maar we hebben nog steeds liquiditeits- en kapitaalblokkades, en dat komt uit de crisis waarbij simpelweg werd gezegd “Wacht even, we hebben hier kleine branches en die worden allemaal leeg getrokken omdat dat kapitaal terug naar het hoofdkantoor moet en de liquiditeit.” Daarmee hebben nationale centrale banken nog steeds greep op kapitaal en liquiditeit, wat eigenlijk niet meer klopt. Dus dat kun je minder goed doen. Kortom, het is niet interessant om een grensoverschrijdende fusie aan te gaan. En de derde reden is, als je dat doet heeft dat sociale consequenties op zo’n schaal, dan krijg je dat de politiek zegt “Wacht even, ga je nou 20.000 man buitenzetten? Dat kan niet.”
Jeroen: In Amerika is er wel één, waarom zijn er dan nog steeds zoveel banken?
Wim: Dat waren dus de grote banken, nu naar de kleine. Uit mijn vaste overtuiging, dat komt omdat daar gewoon een heel gezond systeem staat, dat een bank begint en eindigt. Hier zijn banken begonnen, maar ze kunnen niet eindigen. Een bank kan niet sterven. Juist die kleine banken die emotie oproepen, en ook al is het systeem volstrekt in orde om zo’n bank op een fatsoenlijke manier af te wikkelen, dat hebben we allemaal gezien, de politieke steun om zo’n bank of het politieke drama dat ontstaat als je gewoon zegt “Die bank is niet meer nodig”, dat is nog steeds onmogelijk. En dat is het grote verschil.
Jeroen: Aan de pleasende kant, we hoorden al dat je in ieder geval vroeger graag las, ik weet niet of het nog steeds zo is. Maar heb je bepaalde boeken die je erg aanspreken of muziek in jouw geval, dat kan natuurlijk ook heel goed passend zijn?
Wim: Veel mensen betrappen zichzelf daarop, je leest zo ongelooflijk veel professioneel dat het voor ontspanning lezen minder is. Ik heb in het verleden ook Duitstalige en Franstalige boeken gelezen die ik prachtig vond, maar tegenwoordig niet. Ik betrap me er zelf op dat als ik ontspan, dan pak ik naast obligaat auto- of muziektijdschrift niet zo snel een boek, maar luister ik naar muziek. Daar ontspan ik van en dan is het echt heel wijd. Er zijn een aantal dingen, dat is een beetje over hoe ik me voel. Ik ben natuurlijk gitaar gaan spelen, eigenlijk door het luisteren naar blues, maar ook hard rock, Deep Purple. Ik herinner me ook omdat er geen YouTube-filmpje was om te laten zien hoe dat moet dat ik voor het eerst de plaat van Eddie Van Halen hoorde en dat echt de hele gitaarwereld dacht “Hoe doet die gast dat?” Want we hoorden het alleen, we konden het nergens zien. Dus Van Halen ook. Maar als het gaat om ontspannende muziek, ik vind bijvoorbeeld – ook alweer een beetje oud – Rumours van Fleetwood Mac. Fleetwood Mac is voor mij echt een klassieke plaat door het verhaal. Ik vind het ongelooflijk dat mensen die zo in de stress zaten met elkaar op zo’n professionele manier muziek kunnen maken, maar dat komt terug met wat ik je zei, wat ik met muziek bedoel. Je hebt een emotie en slaagt erin om die te vertalen. Als je naar Rumours luistert is het ongelooflijk knap dat ze de sfeer die ze onderling hadden wisten te vertalen. En als je goed luistert hoor je helemaal hoe het in elkaar zat. Dat is ook een beetje een open deur, ik ben erg fan van Hotel California, één van mijn motto’s zit daarin: You can check out any time you like, but you can never leave.
Jeroen: Waarom is dat één van je motto’s?
Wim: Omdat ik vind dat je altijd een stukje achterlaat. Je bent ergens en op een gegeven moment ga je verder, het leven is altijd in verandering, je gaat verder. Maar er zit een stukje van jou. Dus bij de Nederlandse vereniging van banken, even afgezien dat het een uitstekend bedrijf is waar ik inmiddels al lang weg ben, lopen ze nog steeds een trap af die ik besteld heb en kijken ze aan tegen een enorme roze muur die ik daar ingezet heb. Ik bedoel daarmee, er blijft altijd iets van je achter.
Jeroen: Letterlijk, in dit geval.
Wim: In dit geval, als je de CEO bent wordt het letterlijk. Maar ook gewoon de verhoudingen die je gehad hebt. Je hoorde me vertellen over mijn leermeester bij ABN AMRO of de decaan van de universiteit, je laat altijd wat achter. Dat is wat ik bedoel, you can check out, je gaat dus naar een volgende fase, maar je laat altijd wat achter, you never really leave. Daar vind ik ook de muzikaliteit, als je naar een gitaarsolo kijkt, je kunt gewoon een toonladder aflopen, er zijn allerlei trucjes voor, maar een echt briljante gitaarsolo vertelt een verhaal met een kop en een staart. Je zou na deze podcast eens even Sloe Gin van Joe Bonamassa moeten opzetten. Hij is duidelijk eenzaam en alleen en voelt zich ellendig en hij zingt dat een beetje, maar hij vertelt vooral het verhaal met zijn gitaar. Ik kan je vertellen, als je dat op je koptelefoon zet, dan voel je je net zo ellendig als hij want zijn gitaar huilt. Dat vind ik prachtig. Maar ook, mijn vader had altijd de vaste gewoonte als hij thuiskwam na het eten en ik naar bed gebracht werd, dan speelde hij altijd piano, altijd Chopin, Mendelssohn. Dus ik ben opgegroeid met dat soort pianomuziek, dus dat emotioneert me. Franse chansons, als je het liedje Nantes van Barbara, daar zal ik altijd bij huilen. Waarom? Dat gaat over het afscheid en de begrafenis van haar vader en dat zingt ze op zo’n ongelooflijke manier, dat is ongelooflijk. Maar ook Joegoslavische muziek, ik noem het Joegoslavische maar het is Macedonisch of Noord-Macedonisch, Makedonsko devojce, dat is een Joegoslavisch liedje. Ik noem het Joegoslavische omdat alle landen uit voormalig Joegoslavië het kunnen zingen, Csárdás van Monti, dat is ook uit die andere wereld. Muziek zegt eigenlijk alles en dat kan zijn in de muziek zelf, het kan zijn in het instrument, maar het kan ook zijn in de tekst.
Jeroen: Wauw! Ik heb nog nooit in de honderd en zoveel gasten die ik heb gehad die ik gevraagd heb naar boeken zoveel muziek gekregen. Ik heb überhaupt nooit muziek gekregen, dat is hartstikke leuk, geweldig! We gaan een beetje richting de afronding werken, maar ik heb nog wel een paar dingen waar ik even naar wil vragen. Wat met toch even opvalt, de Nederlandsche automobielclub waar jij sinds kort ook in het bestuur zit, dat doet vermoeden – ook als ik een beetje rondkijk in deze kamer – dat auto’s wel ook een bijzonder iets zijn, je hebt er ook over verteld, dat je dan sleutelde. Maar blijkbaar vind jij het rijden en misschien ook wel het bezitten, dat weet ik niet, van auto’s ook heel leuk?
Wim: Er staan hier automodelletjes, mijn vrouw is altijd heel nerveus als er een automodelletje komt want dan is de één-op-één versie vaak niet zo ver weg.
Jeroen: Het begint met een kleine auto en het wordt een grote.
Wim: Ja, precies. Ik ben een enorme autoliefhebber, tot in mijn tenen. Maar gek genoeg, moderne auto’s en auto’s hier in de stad, je ziet me altijd lopen of je ziet me op zo’n step, het wordt tijd dat die eindelijk ook eens een keer in Nederland komen, die dingen, of op een fiets. Autorijden in de stad zegt mij weinig. Er zijn een aantal aspecten, ik hou van oude auto’s, vooral Engelse auto’s. Dat heeft ook allemaal een familiaire achtergrond, ik ben ooit begonnen met een Triumph Herald, en die heb ik nog steeds. Die heb ik sinds 1986, omdat het eenvoudig was. Ik kon hem aan, maar hij was ook leuk, hij was open, hij rijdt goed. En vanaf daar is het alleen maar erger geworden. Dus erg Engelse auto’s. Toen ik ging trouwen was mijn vrouw een bruidsjurk aan het uitzoeken met haar zus en wat vriendinnen en ik liep zonder toezicht op een beurs en ik moest ook wat aan. Dus we hebben een Triumph TR3 gekocht en daar ben ik in getrouwd. Dus dat scheelt dan ook weer in de acceptatie. En één van mijn andere goede vrienden is een professionele autorestaurateur. Dus ik zit behoorlijk in dat muziekwereldje en ook wel behoorlijk in het autowereldje. Voor mij brengen auto’s voor vervoer – ik vind van alles van moderne auto’s – niet de aantrekkelijkheid. Het mooie aan een oude auto zijn een aantal aspecten, het eerste is de techniek, maar ook het feit dat als je nu een auto koopt, dan hebben daar misschien wel driehonderd mensen aan meegewerkt. Dat betekent dus dat je slappe thee koopt of grijze muurverf of zoiets dergelijks. In ieder geval, er zit weinig karakter, weinig DNA in zo’n moderne auto. Hij is alleen maar heel goed, heel duur, heel snel of zoiets. Maar wat zo bijzonder is aan die oude auto’s – en dat is bijvoorbeeld waarom ik zo dol ben op Triumphs, maar er zijn een aantal andere merken die dat ook doen – het is een klein groepje van drie tot vijf mensen die zo’n hele auto ontwerpen. Voor Triumph heel lang Michelotti als Italiaanse ontwerper en Harry Webster als de hoofdtechniek. Je ziet dus alle keuzes en alle liefde die zij in die auto stopten komt er ook uit. Dan is er de techniek, het gevoel, de geur.
Jeroen: Het is ook een soort kunst voor jou?
Wim: Ja, totaal. Voor mij is de duurste auto niet de mooiste auto. Voor oude auto’s geldt: het is heel makkelijk om tweehonderd keer zoveel geld uit te geven, maar het is niet makkelijk om twee keer zoveel lol te hebben.
Jeroen: Worden er nog mooie nieuwe auto’s gemaakt, in jouw beleving? Of zijn het alleen maar de oude?
Wim: Ik heb weleens gezegd dat iedere nieuwe versie van een auto – en dat is licht provocerend – weer een beetje een extra teleurstelling is. Want ze zijn steeds functioneler, zoals een wasmachine ook steeds functioneler is, maar ze zijn steeds minder opwindend. Voor mij is namelijk zo’n auto met 550 PK en duizendsten waar je heel hard mee kan en duizend systemen om de rijder onder controle te houden, daar is niks aan. Een lichte auto met simpele techniek waar je totaal contact hebt met de weg en met de techniek, dat is wat een auto opwindend maakt, en de vorm. Ik heb vaak gehoord dat de regel is dat als je je auto afsluit en je hebt geparkeerd en je loopt weg en je kijkt niet om, dan heb je de verkeerde auto. En dat klopt helemaal. De KNAC, de Koninklijke Nederlandse Automobielclub, ik ben heel blij dat ik daarbij zit. Want het combineert mijn intense liefde voor auto’s met mijn bestuurlijke ervaring en ik vind het een geweldig goede club. Ze hebben enerzijds een verzekeringsproduct, dat zijn mensen met weinig kilometers, oude auto’s en die moeten goed verzekerd zijn. Dat is ook wat anders, want als er een keer iets mee is, dan moet die niet meteen op dagwaarde afgeschreven, maar dan moet die soms terug.
Jeroen: Je financiële achtergrond komt nog van pas.
Wim: Dat helpt. En dan is er de vereniging en dat is echt een club van liefhebbers. Wat ik het mooie vind aan oude auto’s is dat de echte liefhebbers – het maakt niet uit waar je van houdt, of het nou van een Lada uit 1975 is of een Triumph – allemaal mensen zijn die iets hebben uit hun verleden, hun vader had er één of ze keken er altijd naar, of de geur doet iets, en dat verbindt.
Jeroen: Echte passie. Wat ik iedereen heb gevraagd, en dat ga ik dus ook aan jou doen, als je even je verplaatst in mensen die nu starten op de arbeidsmarkt, dit is Leaders in Finance, dus liefst in de financiële wereld, wat voor tips zou je ze meegeven en heb je zelf ook keuzes gemaakt in je loopbaan waarvan je achteraf zegt “Waarom heb ik dat gedaan?” of “Daar heb ik zo ontzettend veel van geleerd”, “Dat was zo dom”? Kortom, heb je tips voor mensen die nu starten of net een paar jaar aan het werk zijn?
Wim: Je komt uiteindelijk waar je in zit, want ik ben heel erg in de financiële sector gekomen, maar ik ben in een hoekje van de financiële sector gekomen die als je naar het verhaal luistert niet vreemd is. Het is niet vreemd dat ik in Brussel zit, het is niet vreemd dat ik in Europa zit, het is niet vreemd dat ik met regels te maken heb. Je moet daar dus eerlijk in zijn, ik zou buitengewoon ineffectief zijn in een dealing room, dat past niet bij mij. Wat belangrijk is, is dat de financiële sector zo’n ongelooflijke ruimte geeft om banen op verschillende manieren in te vullen – of je nou een relatiemanager bent of in de compliance terechtkomt of in prudentieel – er is altijd een plek waar je goed past. Maar je moet dus wel eerlijk zijn tegen jezelf over wat je talenten eigenlijk zijn. Ik heb hier heel veel jonge mensen en ik zie ze ook veel langskomen. De mensen die eerlijk tegen zichzelf zijn en gepassioneerd komen een heel eind. Maar je ziet vrij snel of iemand eigenlijk iets anders wil doen of het een tussenstation is.
Jeroen: Hebben ze dat zelf door? Want de vraag is natuurlijk altijd “Hoe doe je dat?” Uiteindelijk wil natuurlijk iedereen graag zichzelf zijn en dat ook echt doen. Heb je het idee dat die mensen die je nu beschrijft – want iedereen heeft daar natuurlijk ook wel iets van in zich – dat zelf ook doorhebben? Heb je tips hoe je dat kan doen?
Wim: Een goede kritische vraag, want je wil gewoon een goede baan en dan zie je wel weer verder. Dat ben ik met je eens. Wat ik wel geleerd heb – dan eindigen we op cultuur – toen ik zelf aan het solliciteren was en het lukte helemaal niet want je was afgestudeerd en je solliciteerde bij die grote bedrijven. Met sommigen had ik een leuk gesprek maar dan werd je het niet en sommigen gedroegen zich als de eerste de beste pummels. Mijn vader zei “Je moet een goed gevoel krijgen voor de cultuur van het bedrijf waar je zit want als zij zich onbetamelijk gedragen tegen sollicitanten betekent dat dat het ook in het bedrijf zit onder collega’s, zeker als je jong start. Dan moet je daar niet willen werken want dan brand je af.” Dat is wel een serieus advies wat ik wil geven, gebruik je instinct en ook al heb je die baan, als je in een cultuur komt waar die niet oké voelt, dan is die niet oké en dat voel je toch echt in je onderbuik ergens.
Jeroen: Druk dat dus niet weg.
Wim: Ja, druk dat niet weg, want als er rarigheid is, is het ook raar. Wat niet klopt in je buik klopt ook niet gewoon.
Jeroen: Mooie tip! We hebben lang gesproken, maar heb je nog iets waarvan je zegt “Jeroen, dat vind ik toch jammer dat je daar niet naar gevraagd hebt, dat zou ik heel graag nog willen toevoegen”?
Wim: Ik heb heel veel gesproken en je hebt heel veel gevraagd, maar ik vind vooral het open gesprek en ook het belang van onderwijs, ik kom uit een onderwijzersfamilie, wat mijn vader ook deed, hij is geëindigd als professor, mijn grootvader, iedereen was leraar of kwam uit het onderwijs. Het belang van leren en het belang van leraren in je leven – en dat heb ik nu ook gezegd – ik heb mijn leraar uit de middelbare school, ik heb sleutelmensen uit mijn universiteit, sleutelmensen uit mijn carrière, het belang van leermeesters kan ik niet genoeg onderstrepen. Ik heb daar enorm veel plezier van gehad en ik ben mij dat zeer bewust. Dus ik probeer ook leermeester te zijn voor mensen die ik nu zie, want ik weet hoe belangrijk dat is.
Jeroen: Is dat ook iets wat je in de toekomst nog zou willen doen, op die manier, na deze rol?
Wim: Alles met onderwijs vind ik altijd zeer belangrijk. Ik vind het ook een grote eer en plezier om ergens onderwijs te mogen geven. Maar verder dan buiten het onderwijs, het zijn van een leermeester voor de jonge mensen in je bedrijf, een rolmodel. Ik heb daar zelf zoveel aan gehad, aan de goede, wijze en lieve mensen die mij hebben begeleid en dat vind ik voor alle leaders in finance essentieel, om zelf ook een rolmodel te zijn.
Jeroen: Het kan niet een mooier einde zijn! Met dank aan Bocca Coffee krijg je zo meteen nog een klein cadeautje, dat is een B-corp gecertificeerd bedrijf. Heel veel dank, Wim, dat je zo uitgebreid de tijd neemt. Je zegt dat ik heel veel gevraagd heb, maar ik zou willen zeggen dat ik heel veel mogen vragen heb. Je hebt alles willen beantwoorden op een hele mooie manier met mooie verhalen. Ik heb er heel veel van opgestoken, dus luisteraar nummer één vond het in ieder geval hartstikke leuk. Heel veel dank en ik hoop je te gaan volgen, de komende jaren en hier vanuit Brussel sluiten we dan af. Dus nogmaals dankjewel!
Wim: Jij ook bedankt, Jeroen! Tot snel!
Dit was Leaders in Finance, we hopen dat je deze aflevering met veel plezier hebt beluisterd. We stellen je feedback erg op prijs. Wat houdt je bezig en over wie wil je meer horen? Laat het weten via een Apple of Google review. Dat kan ook via de social media kanalen of direct via een email. We kunnen het enorm waarderen als je dat doet. Tot slot danken we onze partners voor hun steun, dat zijn Kayak, EY, Odgers Berndtson executive search en Roland Berger. Bedankt voor het luisteren!