Dit is Leaders in Finance: een podcast waarin ik op zoek ga naar de mens achter het succes. Ik praat met leiders van nu en later over hun drijfveren, carrière en privéleven. Waarom? Omdat er meer gesproken moet worden in de financiële sector. Leaders in Finance wordt mede mogelijk gemaakt door Kayak, FG Lawyers en Bizcuit.
Jeroen: Welkom bij een nieuwe aflevering van Leaders in Finance. Ik heb er ontzettend veel zin in. Ik heb net begrepen dat mijn gast er ook heel veel zin in heeft, dus dat zit goed! We zitten samen bij VondelCS, het media & cultuur lab van AVROTROS. Het is een prachtige locatie hier in het Vondelpark in Amsterdam. Net als het recente interview dat ik afgenomen heb met Chris Buijink van de Nederlandse Vereniging van Banken, hebben we vandaag weer een gast met een ongelofelijke hoeveelheid ervaring. Daar hopen wij veel van te gaan leren. Welkom, Jan Paul Franx, bij Leaders in Finance!
Jan Paul: Dankjewel! Bedankt voor de uitnodiging.
Jeroen: Leuk dat je hier naar het Vondelpark gekomen bent. Ik zal je kort introduceren. Ik zeg kort, maar ik denk eigenlijk dat het onmogelijk wordt om het echt kort te houden, want je hebt een enorme staat van dienst. Maar ik zal het proberen samen te vatten! Jan Paul Franx is medeoprichter en partner bij FG Lawyers. Jan Paul studeerde in de jaren tachtig af als jurist aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Dat het hier om een slimme student ging blijkt wel uit het feit dat zijn afstudeerscriptie door Kluwer werd uitgegeven. Jan Paul heeft onder andere gewerkt voor het T.M.C. Asser Instituut in Den Haag, als internationaal trainee bij Linklaters in Londen, voor Simpson Thacher & Bartlett in New York en circa 25 jaar voor Nauta Dutilh, waarvan 18 jaar als partner. Met deze brede ervaring qua werkgevers heeft Jan Paul een ongelofelijke uitgebreide kennis van het Financieel en Ondernemingsrecht. We zullen proberen, en het is absoluut onmogelijk gebleken om volledig te zijn, een aantal van de onderwerpen te benoemen waar Jan Paul aan heeft gewerkt. Zo heeft hij veel familiebedrijven bijgestaan, zich toegelegd op Mergers en Acquisitions, op joint ventures, privatiseringen begeleid, private equity bijgestaan (waaronder voor 3i, Waterland en Alpinvest), beursintroducties begeleid (onder meer McGregor, Versatel, Endemol en TMC) en debt emissies begeleid (onder andere voor Binck bank en Bank Nederlandse Gemeenten), advisering gedaan over prospectusaansprakelijkheid, over marktmisbruik, over alternatieve markten, veel werk verricht beleggingsinstellingen en diverse Wet Financieel Toezicht en Insolventie vraagstukken behandeld. Kortom, wie nog niet overtuigd was van de hoeveelheid ervaring, die is dat nu wel denk ik. Al was Jan Paul als partner bij Nauta Dutilh feitelijk al ondernemer, maar na zijn tijd bij Nauta werd hij pas écht ondernemer wat mij betreft door in 2013 FG Lawyers op te richten, waarbij de F van FG Lawyers voor Franx staat. En mocht je dit nog niet voldoende ervaring vinden dan volgt nog dit. Jan Paul promoveerde in 2017 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op een proefschrift getiteld Prospectusaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en contract. Het boek – want het is echt een fors boek – ligt nu voor mij. Ik heb het niet helemaal doorgelezen, maar ik heb me er wel enigszins op voorbereid. Per 1 oktober 2017 is hij benoemd als bijzonder hoogleraar effectenrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Jan Paul is getrouwd, heeft 3 kinderen en woont in Haarlem. Zijn hobby’s zijn onder andere voetbal (ook scheidsrechter!), schaken en hiking. Ik wil voordat we echt van start gaan nog even benadrukken dat FG Lawyers ook sponsor is van Leaders in Finance, maar dat er 100% redactionele vrijheid is vanuit mijn kant om te vragen wat ik wilde vragen. Dat is heel belangrijk voor mij, want het blijft natuurlijk wel de onafhankelijkheid van de podcast die het interessant maakt, wat mij betreft. De eerste vraag die ik je zou willen stellen, Jan Paul, is: Hoe is het nou eigenlijk om echt ondernemer te zijn versus advocaat bij een groot en bekend kantoor?
Jan Paul: Laat ik beginnen om te zeggen dat ik vind dat advocaten altijd enige bescheidenheid toepassen als het over ondernemerschap gaat. Sommige klanten zie ik ook wel wat glazig kijken als een advocaat over zijn eigen ondernemerschap begint. Want het is natuurlijk toch iets heel anders om een kantoor op te zetten. Wij zijn klein begonnen met een vrije kleine investering. Je hebt een pand nodig, je hebt databanken nodig om je kennis uit te halen en je hebt wat logistiek en dat is het eigenlijk. Dat is toch iets heel anders dan een biotech bedrijf op te zetten waar een groot financieel risico in wordt gelopen, waar natuurlijk ook de revenu potentiëlen veel groter zijn. Dat is voor mij eigenlijk het echte ondernemerschap. Maar klanten komen niet naar ons toe omdat wij zulke goede ondernemers zijn, klanten komen naar ons toe omdat wij goede vaklieden zijn; omdat wij goed in ons vak zijn. In ons geval hangt dat ook heel nauw samen met het feit dat we veel plezier in het vak hebben. Dat soort klanten trekken wij ook aan.
Jeroen: Was het toch spannend om zelf te starten?
Jan Paul: Uiteraard, ja. Het was zeker spannend. Ik ben het kantoor samen begonnen met Gijs Gerritsen, dat is ook een voormalige partner van Nauta, dat is iemand waarmee ik ook al heel lang bevriend ben. Wij begonnen, niet helemaal from scratch, maar toch wel redelijk. We hadden natuurlijk allebei een behoorlijke rolodex met contacten. We zijn gewoon begonnen en we zijn onze contacten gaan aanboren en gaan kijken van “Waar is er werk aan de winkel? Waar is werk te halen?” Dus eigenlijk vrij opportunistisch. En dat was zeker spannend en zeker voor mijzelf ook, omdat ik op het moment dat we van start gingen met het kantoor een jaar lang geen advocaat geweest ben. Ik had me ook formeel uitgeschreven uit het Register van de Orde om eventjes een jaar lang helemaal niks om mijn hoofd te hebben. En toen heb ik dus aan dat boek gewerkt wat nu voor je ligt en wat je net noemde. Dus dat betekende – zeker gezien de sector waar ik uit kwam en waar ik in actief was op de advocaatkapitaalmarkt – dat je eigenlijk je contacten kwijt bent. Dat was na de financiële crisis, een heleboel bankiers waren ook weg. Die waren of vertrokken of naar een andere bank gegaan of waren ook voor zichzelf begonnen als adviseurs. Dus ik met mijn kapitaalmarktachtergrond moest eigenlijk opnieuw beginnen, daar kwam het op neer. Dus dat was zeker spannend. Het is langzaam op gang gekomen en het is eigenlijk heel goed gelukt. Het is vooral goed gaan draaien toen wij na twee jaar Anne Hakvoort erbij kregen. Dat was een jongere collega waarmee ik bij Nauta veel heb samengewerkt. Zij heeft het kantoor de Fintech-hoek opgeduwd en heeft daar ook echt het kantoor op de kaart gezet op dat gebied. En we zijn op dit moment met diverse mensen in gesprek, ik kan natuurlijk niet al te veel namen noemen, maar ik mag er eentje noemen. Dat heb ik vlak voor dit interview met de betreffende persoon ook afgestemd. We krijgen per 1 juni Joost van Hunnik aan boord, dat is ook een ex-Nauta man, ook een dertiger. Een eager beaver, zoals we dat noemen binnen de advocatuur. En Joost is na zijn Nauta-jaren een jaar of vijf, zes of zeven General Council geweest bij Dynamic Credit. Dus wij krijgen nu iemand aan boord uit de sector zelf, die dus ook de binnenkant van de cliënt gezien heeft en zo’n beetje alles gezien heeft wat er op Fintech-gebied te beleven valt. Hij heeft ervoor gekozen om uiteindelijk toch weer terug te gaan naar zijn oude liefde; de advocatuur. Daar zijn we heel erg blij mee, want wij kunnen nu ook tegen klanten zeggen dat we niet alleen maar een diploma Rechten hebben, maar dat we ook een gediplomeerd Fintech-ondernemer aan boord hebben. En dat helpt enorm.
Jeroen: Ik vind het leuk om Dynamic Credit te horen, want de CEO van Dynamic Credit volgt nog in deze serie. Dat is Tonko Gast, dus dat is wel leuk. Als je kijkt naar de afgelopen 25 jaar, je hebt ook heel vaak de financiële sector bediend of begeleid. Heb je die sector enorm zien veranderen?
Jan Paul: Ja, enorm. Toen ik begon met Nauta in de jaren ’80-’90 hadden de banken allemaal hun kantoren in de Gouden Bocht aan de Herengracht, waar voor een groot vermogen aan kunst aan de muur hing en waar toen allemaal deftige mensen – met name meneren en minder mevrouwen – rondliepen. Waar wij ook heel netjes en deftig moesten terugdoen als stagiaires, want dat vond de klant belangrijk. Dat was toch een heel andere sfeer dan waarin de banking-wereld zich nu voltrekt en begeeft. Het is allemaal veel gewoner geworden. Ik denk dat deftigheid en belangrijk doen tegenwoordig een contra-indicatie is. Dat was het toen nog niet, in de jaren ’80-’90. En natuurlijk heeft de opkomst van Fintech-bedrijven en de alternatieve financiering daar enorm aan bijgedragen. Het heeft wat dat betreft de cultuur van de sector opengebroken. Dat is toch wel heel anders geworden.
Jeroen: Helder. We komen straks nog even terug op een aantal dingen uit je carrière. Maar ik wil ook even de switch maken naar Jan Paul zelf. Wanneer wist je dat je advocaat wilde worden, kan je je dat herinneren?
Jan Paul: Dat wist ik eigenlijk pas in het allerlaatste jaar van mijn studie. Ik kom uit een juridisch geslacht, althans mijn vader was ook jurist. Hij heeft het grootste deel van zijn leven in de rechterlijke macht doorgebracht, met uitzondering van de laatste tien jaar. Toen is hij ook advocaat geweest in de cassatiepraktijk in Den Haag. Maar toen ik studeerde was mijn vader rechter, hij zat in de rechterlijke macht. Ik ben voor rechter gaan studeren omdat ik eigenlijk niet goed wist wat ik wilde. Ik heb dat trouwens in een aantal interviews eerder gehoord van mensen die jij geïnterviewd hebt, dat men terugkijkt op zijn carrièrepad en denkt “Het had ook anders kunnen lopen. Het is zo gegaan, prima. Maar het had ook anders kunnen lopen”. Dat geldt voor mij ook, denk ik. Op de middelbare school vond ik klassieke talen en geschiedenis en de gammawetenschappen heel erg interessant. Maar ik ben toch voor rechter gaan studeren omdat ik een vak wilde leren. Ik wilde een praktische vaardigheid leren waarmee ik niet per definitie in het onderwijs zou belanden. Dat zag ik toen gewoon niet zitten en toen is het toch rechter geworden, hoewel het feit dat mijn vader rechter was eerder een contra-indicatie was. Ik ben gewoon te eigenwijs om zomaar in de voetsporen van mijn vader te treden, dus het was eerder een contra-indicatie. Maar het is zo gelopen. En aan het einde van mijn studie moest ik natuurlijk gaan kiezen. Er waren allerlei mensen in mijn omgeving die zeiden “Oh, die gaat natuurlijk zijn vader achterna”. Ik zit dan zo in elkaar dat ik dat als een negatieve indicatie beschouwde. Ik dacht “Dat wil ik dus niet. Ik wil niet de komende 30-40 jaar een gebaand pad aflopen”. En op een gegeven moment had ik toen één of twee vrienden die één of twee jaar ouder waren dan ik. En die hadden die stap naar de advocatuur al gemaakt. Die zaten hier in Amsterdam in een advocatuur bij vrij bekende kantoren. Daar had ik dan gesprekken mee in de kroeg en zo. En ik weet het nog, er was één jongen waar ik echt tegenop keek, daar had ik een vrij hoge achting van. Die zei toen tegen mij tussen twee slokken bier door “Ik denk dat jij een prima advocaat zal worden”. Dat is een hele kleine gebeurtenis geweest, maar dat heeft mij op een rare manier over de streep getrokken. Ik dacht “Kan ik dat wel? Ik ken helemaal geen advocaten verder, ik heb geen voorbeelden in mijn familie. Iedereen zegt dat ik maar mijn vader achterna moet gaan”. Dat kleine gebeurtenisje was eigenlijk voldoende voor mij om de stap te nemen. En ik moet zeggen, ik heb daar nooit spijt van gehad. Ik denk dat er in de rechterlijke macht kwalitatief hele goede mensen rondlopen, ik ben ook een tijdje rechter-plaatsvervanger in Haarlem geweest en kom weleens in een ander verband met rechters in aanraking. Ik denk dat het inhoudelijk gehalte van de rechterlijke macht in Nederland heel erg goed en degelijk is. Dus wat dat betreft had ik me daar prima thuis gevoeld. Het is gek om te zeggen, Jeroen, maar als je terugkijkt, ik heb ook weleens getwijfeld in die dertig jaar dat ik advocaat was van “Heb ik wel de goede keuze gemaakt?” Dat is heel raar, dat je na tien jaar opeens denkt “Heb ik wel de goede keuze gemaakt?”, als je ‘s nachts om twee uur nog achter je bureau zit. “Had ik niet gewoon rechter moeten worden?” Rechters zitten trouwens tegenwoordig ook tot ‘s nachts twee uur achter hun bureau. Ook die tijden zijn veranderd. Maar naar mate ik er langer in zat in die advocatuur – en zeker die laatste zeven jaar bij FG Laywers – ben ik tot de conclusie gekomen dat het een goede keuze geweest is. Dat heeft nog niet eens in de eerste plaats met de inhoud van het vak te maken en de leukheidsgraad van het recht. Ik denk dat ik als historicus of filosoof of classicus inhoudelijk ook prima aan mijn trekken had kunnen komen. Maar uiteindelijk hangt een beroepskeuze samen met ergens terechtkomen in een positie die een appèl doet op bepaalde essentiële eigenschappen van jou. Gewoon vaardigheden en karaktereigenschappen. Dat is wat de advocatuur bij uitstek doet in mijn geval. Het heeft te maken met spanning en strijd. Als je in een litigation belandt – ik doe nu ook weer litigation werk bij FG Lawyers – spanning en strijd, maar ook in een onderhandeling, daar speelt dat element ook mee. Als je een transactie doet, dan ben je aan het organiseren en bouwen. Dat is ook iets wat ik heel erg in me heb. Je onderhandelt een aandeelhoudersovereenkomst uit, niet om zo snel mogelijk een handtekening te hebben, maar omdat men daarmee door moet. Het moet eigenlijk een manual zijn voor de toekomst. Je bent de organisatie aan het structureren op dat moment, dat is wat je doet. Als je even die drie segmenten onderscheidt: Litigation, transacties en advies; dat zijn eigenlijk de drie hoofdtakken qua bezigheid. En in de adviespraktijk kun je dan weer je eigenschap als onderzoeker en wetenschapper een beetje kwijt, want dan wil een klant een memorandum over een bepaald onderwerp hebben, dan moet je dus de diepte in. En dat is een combinatie, alle drie heb ik ontdekt in de loop van mijn werk en het leven, dat zijn dingen die voor mij belangrijk zijn en die allemaal samenkomen in die advocatuur. Dat vind ik eigenlijk het mooie ervan.
Jeroen: Je hebt best al wel veel vragen beantwoord voor mij, dat is geweldig. Nog iets over je jeugd, ik gaf in de inleiding al aan dat je een enthousiast voetballer was. Is dat als klein kind al begonnen?
Jan Paul: Ja. Tot mijn vijfde of zesde woonden wij in Leeuwarden. Mijn vader kreeg op een goed moment te horen dat hij als rechter een paar jaar in Leeuwarden moest gaan zitten, zo ging dat toen nog. En dan ging het hele gezin gewoon mee. Dus ik heb van mijn vijfde tot mijn tiende in Leeuwarden gewoond en toen ben ik lid geworden van een voetbalclub, De Zwaluwen heette die. Ik heb het laatst nog een keer in een sentimentele bui gegoogeld, het bestaat nog steeds. Het is dus één van mijn plannen om daar nog eens een keer langs de lijn te gaan staan en te kijken of ze nog hetzelfde shirt dragen. Het was een blauw shirt met een witte kraag, zoals een zwaluw eruitziet. Toen is dat begonnen.
Jeroen: Waar speelde je in het veld?
Jan Paul: Ik ben geen aanvaller, ik ben altijd het liefste op het middenveld. En dat lukte me ook meestal wel, om rechtshalf of linkshalf te spelen, dat vind ik echt het leukste. Dat is een soort verbinding; je bent dan een verbindingsofficier en je hebt ook veel vrijheid om te verdedigen en aan te vallen. Dat vond ik het leukst, ook wel in de verdediging. Maar ik ben geen aanvaller.
Jeroen: Was je goed?
Jan Paul: Nou, laat ik daar heel bescheiden over zijn, ik kon gewoon goed meekomen in de teams waarin ik speelde. Maar dat zegt natuurlijk niks, want je wordt altijd ingedeeld op je eigen niveau. Maar ik ben nooit een team teruggezet, laat ik het zo zeggen. Ik was niet iemand die meteen gescout werd voor de selectie van de club. Zo is het niet. Mijn twee zoons – in alle eerlijkheid – voetballen beter dan ik.
Jeroen: Je bent dus later scheidsrechter geworden?
Jan Paul: Ja.
Jeroen: Dat is wel grappig voor een advocaat die uiteindelijk geen rechter geworden is, maar toch scheidsrechter. Hoe kwam je daarbij?
Jan Paul: Dat heeft eigenlijk te maken met mijn zoons. Ze zijn nu twintigers en zijn hun eigen pad gegaan en wonen ook niet meer thuis. Maar toen mijn zoons ook gingen voetballen bij HFC in Haarlem – dat is de oudste voetbalclub van Nederland, een hele grote jeugdafdeling en een hele leuke club – daar heb ik ook de laatste tien jaar gevoetbald, tot mijn 48ste. Toen stond ik daar iedere keer langs de lijn en toen moest er iedere keer een scheidsrechter geleverd worden vanuit het oude corps. En een heleboel ouders hadden daar helemaal geen zin in, want je krijgt nogal wat over je heen, ook op dat niveau. Dat is heel interessant, om dat allemaal te zien. Maar ja, voor mij was dat toch wel een uitdaging. En ik had natuurlijk zelf veel ervaring met voetbal, dus ik stond daar voortdurend te fluiten. En toen die jongens ouder werden was het niet meer in je kloffie daar een beetje meehobbelen, maar gingen ze op een groot veld spelen. En toen werd er ook kwalitatief meer van de scheidsrechter gevraagd. Je moest gewoon een goede beslissing nemen. Je moest je ook niet laten inpakken door grensrechters die altijd partijdig zijn; dat is altijd iemand van het eigen team. Je moet met een kritische blik het werk van grensrechters kunnen beoordelen en je moet de regels echt goed kennen. En toen dacht ik “Ik ga gewoon mijn diploma halen”. En HFC faciliteerde dat ook allemaal en die hadden een klasje van ouders. Ik zat dan in de eerste lichting die getafeld werd opgegeven. Dan ging je op een doordeweekse avond naar het clubhuis en dan kreeg je theorie. Aan het einde moest je een examen doen en dan moest je ook een examenwedstrijd fluiten. Dat was het praktijkexamen, dat is dus net zo zoals met je rijbewijs; je hebt theorie en praktijk. En dan moet je dus een halve wedstrijd fluiten en dan staat er een KNVB-official langs de zijkant om jou te beoordelen. Dat was in mijn geval ook vrij hilarisch, want ik bleek te zijn ingedeeld voor een absolute risicowedstrijd tegen een club waar er een grote rivaliteit mee was in HFC. En HFC werd een beetje als een deftige Haarlemse club gezien, als een club uit de regio. En die moesten daar niet zoveel van hebben. Dus die wedstrijd liep uit de hand. Ik heb dus kaarten lopen uitdelen en mijn enorme best gedaan. En uiteindelijk was het dan klaar en ik was opgelucht. Toen ging ik naar die KNVB-official toe en vroeg ik “Wat vond je ervan?” Toen zei hij “Je hebt je best gedaan, ik heb alleen één kleine opmerking. Je had de wedstrijd moeten staken!” Ik zei “Ja, maar dat is wel een hele makkelijke manier om je examen af te leggen. Om de wedstrijd te staken, dat heb ik expres niet gedaan”. Maar goed, dat was een aardige anekdote.
Jeroen: Ja, absoluut! Ik ben benieuwd hoeveel rode kaarten je gegeven hebt. En je bent dus ook schaker, dat interesseert me ook wel, ook omdat je zegt “Ik ben middenvelder geweest”. Schaken is natuurlijk ook heel strategisch bezig zijn. Op welke leeftijd begon je ermee en wat heb je ermee gedaan?
Jan Paul: Ook als klein jongetje. Ik denk ook op mijn zesde of zevende, toen ik kon lezen. Want dan kan je boekjes lezen. Dat is wel echt iets waarin ik mijn vader een beetje als voorbeeld genomen heb. Mijn vader was een goede schaker. In zijn tijd – in de jaren ’60-’70 – was het schaken in Nederland nog niet geprofessionaliseerd, dus als slimmerik kon je op landelijk niveau spelen. Tegenwoordig is dat met sponsoren en worden de buitenlandse grootmeesters ingevlogen voor competitiewedstrijden enzovoort, dus is het eigenlijk niet meer leuk. Maar toen hoorde je nog bij een club en je woonde daar en dan ging je met een tiental naar de andere kant van het land om te spelen. Mijn vader heeft bij Philidor Leeuwarden gespeeld. Dat is de schaakclub uit Leeuwarden, Philidor is de naam van een 19de-eeuwse grootmeester. Mijn vader is één keer met zijn team landkampioen geworden. Dat was toch echt wel een prestatie. En ik kan me nog herinneren dat ik als klein jongetje met hem mee mocht naar thuiswedstrijden. Toen speelden ze in hotel De Klanderij, tegenover het station in Leeuwarden. Dat hotel bestaat niet meer, geloof ik. Dan werd ik met een kop tomatensoep – toen had je nog van die tinnen soepkoppen met een vaste schotel eronder zoals je weleens in hele goedkope wegrestaurants ziet – ergens neergezet. Dan moest ik mijn tomatensoep eten en mocht ik geen lawaai maken. Dan mocht ik af en toe tussen de borden doorlopen om te kijken. Daar heb ik nog steeds hele goede herinneringen aan. Ik ben echt wel in die cultuur opgegroeid en het leuke is dat mijn twee zonen – die heb ik op een bepaald moment ook leren schaken – op een club gezeten hebben. Maar op een goed moment, als je puber wordt, dan kun je dat niet meer verkopen op school. Daar kun je niet meer mee aankomen, dat je in een schaakclub zit. Dus toen zijn ze ervan afgegaan. Maar in hun studietijd hebben ze gezien van “Het was toch eigenlijk wel leuk”. En wij lopen dus nu met een soort vriendenclubje waar zij ook in zitten (met wat leeftijdsgenoten van mij en van hun) weleens regionale toernooitjes af. Dat is echt ontzettend leuk!
Jeroen: Er zijn heel veel elementen uit jouw carrière waarvan ik het interessant vind om naar te vragen. Maar ik heb er één gekozen, want er is te veel om uit te kiezen. En dat is toch wel de IPO’s, de beursgangen. Ik heb er zelf eentje meegemaakt, dat is een heel spannend gebeuren, er speelt heel veel. Als advocaat van één van de partijen of als begeleidend Legal Council zie je natuurlijk alles. Is er iets wat je kan delen over die IPO’s, hoe dat gegaan is en wat je het meest bijgebleven is? Ik denk dat heel veel mensen het interessant vinden om dat te horen.
Jan Paul: Wat het leuke ervan is, is dat er bij een klant grote opwinding heerst. Want het bedrijf gaat echt een nieuwe fase in. Alles moet geprofessionaliseerd worden, de informatiestromen moeten perfect zijn, mensen mogen opeens niet meer alles zeggen naar buiten toe, omdat het voorwetenschap kan zijn. Dus er heerst grote opwinding en spanning bij het bedrijf. En daar krijg je als advocaat natuurlijk ook wat van mee en jij moet het bedrijf daarin begeleiden. Dat is één van de leuke aspecten ervan. Jij hebt het trucje al een paar keer gedaan, dus jij staat daar dan boven en je kan ze bij de hand nemen. Dat is echt leuk! Dat is een leuk aspect. Wat ook zo is – en dat zou je misschien niet zeggen – iedere IPO heeft toch weer andere problematiek. Je kunt een IPO hebben waar opeens een enorm IP-probleem ontstaat, omdat het bedrijf all about een merk is, een brand. En als dat dan niet goed beschermd blijkt te zijn of er is een procedure aanhangig gemaakt waarbij die IP aangevochten wordt, je bent dan met een IPO bezig, maar als begeleidend advocaat ben je heel veel aan het sparren met een IP-lawyer, want dat IP-probleem moet opgelost worden. Je hebt ook IPO’s waar een enorm probleem met werknemers in zit. Bijvoorbeeld een heel groot probleem kan zijn als het bedrijf de CEO niet goed heeft nageleefd en als het dan een jaar of tien zo is. Want dat komt wel naar boven in de due diligence. En wat moet je dan? Het is toch een beetje jammer als werknemers dat in het prospect eens lezen. Dus je moet daar iets mee. Dat kan ook voorkomen, dus opeens heb je midden in die IPO-zaak een heel groot arbeidsrechtelijk probleem en dat moet je met arbeidsrechtelijke advocaten oplossen. Dus geen IPO’s, hetzelfde, dat maakt het ook aardig. De procedure is hetzelfde; het stappenplan en de timing en het werken met banken en zo. Maar ieder bedrijf brengt weer zijn eigen uitdagingen met zich mee.
Jeroen: Er staat ook ontzettend veel op het spel bij zo’n IPO. Het gaat ook vaak om heel veel geld voor het bedrijf en vaak ook geld voor de mensen die het opgericht hebben als dat zo is, of de partners erachter of wat-dan-ook. Merk je dat je als één van de meest trusted advisors dan ook enorme privérelaties – of semi-privérelaties – opbouwt? Hoor je ook heel veel andere dingen? Of is het echt alleen maar het legal werk?
Jan Paul: Ik denk dat het opbouwen van een privérelatie met een klant – dus met mensen bij de klant – niet afhankelijk is van het soort zaak. Dat kan in een heel klein zaakje ook gebeuren. Het is niet zo dat er in een IPO een grotere kans is omdat die zaak groter is, omdat je een intensiever traject hebt.
Jeroen: Helder. Zoals je weet hebben we ook een teaser en een pleaser. En aan de teasende kant wil ik je een beetje bevragen over de hele nieuwe Fintech-wereld die aan het opkomen is en de regulatory kant daarvan. Je ziet dat regulators daar over de hele wereld anders mee omgaan en mee worstelen. Langs de ene kant willen ze toetreders graag ruimte geven en langs de andere kant willen ze toch weer niet te veel risico’s nemen. Dat is begrijpelijk. En de stelling die ik opgeschreven is: Uiteindelijk maken regulators het toch Fintechs te moeilijk om te starten.
Jan Paul: Nee, dat vind ik te algemeen. Wij merken op kantoor wel dat er af en toe oekazes worden uitgevoerd door regulators, dat men opeens gefocust is op een bepaalde bepaling in de WFT of op een bepaald segment waar men dan werk van gaat maken en dat het opeens lastiger wordt om dat erdoor heen te krijgen. Dat merken we wel. Ik begrijp dat ook wel. Ik denk dat regulators in bepaalde dossiers tegen dingen oplopen en dan denken ze “Dit moet anders, dus dat gaan we dan ook in alle zaken uitzetten”. Dat lijkt mij logisch, dat je dat dan doet. Dat is gewoon consistent handelen. Maar wij hebben op kantoor toch ook wel de ervaring dat wij een aantal proposities erdoor heen gekregen hebben bij de AFM en gewoon een goede medewerking gekregen hebben, waarvan we dat in het begin moesten afwachten of het allemaal zou lukken. Nee, ik vind dat te algemeen.
Jeroen: En aan de pleasende kant, dat is je bekend? Ik ben altijd heel erg nieuwsgierig of er bepaalde boeken zijn of bepaalde documentaires die heel veel invloed op jou gehad hebben of die je mensen adviseert om te lezen, als het om boeken gaat?
Jan Paul: Ik heb van de week een aantal andere interviews van jouw website beluisterd en toen hoorde ik dat iemand met Dostoevsky bezig was. Toen dacht ik “Nou, dan kan ik ook gewoon zeggen dat ik nu Tolstoj aan het lezen ben, zonder opgeblazen over te komen”.
Jeroen: Daar maak je je heel populair bij mij, dat weet je!
Jan Paul: Ja, is dat zo?
Jeroen: Ik ben grote Tolstoj fan.
Jan Paul: Ik ben op dit ogenblik midden in Oorlog en Vrede. Dat had ik nog nooit gelezen en dat vind ik toch echt wel heel bijzonder, hoewel het natuurlijk uit een andere tijd is. Het boek is 200 jaar oud, maar ik vind het heel bijzonder. Maar dat kan ik niet iedereen aanraden, want het is gewoon te dik. Dus dat moet je echt doen als je tijd hebt of je moet het in deeltjes lezen, zoals ik het doe. Het laatste boek van Pfeijffer, Grand Hotel Europa vind ik echt heel goed. Het is eigenlijk het eerste werk dat ik van hem lees. Ik heb dat boek van hem over Genua nooit gelezen. Maar ik heb dit nu afgelopen zomer gelezen en dat vind ik echt een verademing; dat er ook moderne schrijvers zijn die nog met een soort klassieke schoonheid kunnen schrijven. Ik vind het ook een boek dat qua inhoud enorm aan het denken zet over Europa. Dat is een onderwerp dat me ook interesseert. En ik probeer af en toe wat filosofische literatuur te lezen. Ik ben nu wat boeken aan het lezen over het stoïcijnse gedachtegoed, dat het helemaal gericht is op het leven in gemoedsrust, proberen vrij te zijn van negatieve emoties en uit te gaan van een zekere gemoedsrust. Dat is wat je in de advocatuur enorm nodig hebt; distantie. Want iedereen zegt altijd dat ze een empathische advocaat willen, dat is allemaal prachtig. Natuurlijk moet je empathie hebben als advocaat. Maar wat helemaal niet goed is, vind ik, is dat je als advocaat meegaat in de emoties van je cliënt. Dus die empathie heeft ergens een grens. Je balanceert een beetje over een bepaald koord. Ik heb gezien en ontdekt dat het stoïcijnse gedachtegoed daar enorm bij kan helpen.
Jeroen: Heb je daar ook een bepaalde titel van, van dat boek?
Jan Paul: Een echte klassieker is het verzamelde werk van Seneca, daar is een hele mooie vertaling van. Ik geloof dat het Levenskunst heet. Dat zijn een aantal werken van Seneca die vertaald zijn en dan zie je dus dat 2.000 jaar geleden deze man lessen gegeven heeft waar we nu nog heel veel mee kunnen. Maar ik ben ook met een heel makkelijk behapbaar boekje van Miriam van Reijen bezig, dat is uitgeschreven door de ISVW, de Internationale School Voor Wijsbegeerte. En dat gaat ook over het stoïcijnse gedachtegoed. Dat is heel makkelijk toegankelijk, het is niet echt een studieboek maar meer een populair boek. Maar wel goed, vind ik. Ik vind het heel prettig om af en toe dat soort dingen te lezen, omdat je toch wel het risico loopt in dit beroep om heel erg meegezogen te worden met de waan van de dag. De juridische waan en de waan van cliënten.
Jeroen: Je bent nu hoogleraar in Groningen. Ik neem aan – spreek me tegen als het niet klopt – dat je ook colleges geeft aan studenten?
Jan Paul: Ja.
Jeroen: Wat is jouw manier om kennis over te brengen aan studenten?
Jan Paul: Ik doceer daar een vak, effectenrecht. Dat is een beetje een niet heel gangbare term, maar zo heet die leerstoel nu eenmaal. Maar dat is eigenlijk gewoon het recht op de kapitaalmarkt. En ik weet van het gros van de studenten die in de zaal zitten dat dit volkomen nieuw is voor hen. Ik begin ook altijd met een peiling. Ik vraag altijd “Wie heeft er ooit weleens in de wetten op het financieel toezicht gekeken?” Dat is ongeveer de laagste drempel die je kan aanleggen en dan zijn er meestal maar een paar vingers die omhooggaan. Dan weet ik “Ik kom hier met iets heel nieuws voor deze mensen, dus iedere keer moet ik toch checken of men het begrepen heeft”. Dus ik heb een hele duidelijke PowerPoint, ik check iedere keer van “Jongens, are you with me?” Dat vind ik heel belangrijk. En ik probeer natuurlijk ook – want dat is natuurlijk de toegevoegde waarde die ik kan bieden – af en toe een leuke anekdote uit de praktijk er doorheen te gooien, dat doe ik wel. Dat vinden ze ook altijd heel leuk.
Jeroen: Als je naar de advocatuur kijkt en je bent de Jan Paul die net aan het begin van zijn carrière staat, wat voor tips zou je jezelf meegeven of wat voor tips zou je mensen meegeven die nu in die financiële advocatuur beginnen te werken?
Jan Paul: Ik zou deze mensen nu een hele andere tip geven dan dat ik mezelf dertig jaar geleden had meegegeven. Ik had mezelf de tip meegegeven van “Probeer iets sneller te focussen”, ik ben in zeer vele dingen geïnteresseerd en op een gegeven moment kan dat tegen je gaan werken. Je moet op bepaalde momenten ook deuren dicht kunnen doen. Dus dat heb ik natuurlijk wel gedaan, want ik ben nu op corporate en finance kantoren. Daarbuiten doe ik ook verder niks en dat moet ik ook niet willen. Maar het heeft me tijd gekost om zo ver te komen, om die deuren dicht te doen. De mensen van nu zou ik eerder de tegenovergestelde tip willen geven. Daar zou ik tegen willen zeggen “Jongens, pas op dat je niet drie of vijf of zes jaar lang alleen maar datzelfde securitization document gaat bestuderen en daar dan alles van af weet en waarschijnlijk ook nog wel terecht kan bij een bank die daarin geïnteresseerd is, maar daarbuiten eigenlijk niet zoveel kan. Natuurlijk moet je je nu eerder specialiseren dan vroeger en dat moeten mensen ook zeker doen om succesvol te kunnen zijn in hun carrière en hun profiel maken. Je moet ervoor zorgen dat je herkenbaar bent in de markt. Maar drijf dat in het begin niet zo ver door dat je niks anders dan dat kan. Want dat wordt op een gegeven moment echt een belemmering. Op een gegeven moment kom je in situaties terecht in grote organisaties. Of je komt in een kleine organisatie terecht waar gewoon meer generalisten rondlopen, waarin ook een appél op je algemene ontwikkeling en je gezond verstand als jurist gedaan wordt. En daarom is het gewoon nodig dat je een brede kennis hebt van het civiele recht. Of als je in het strafrecht komt, het strafrecht”. Het is dus eigenlijk de tegenovergestelde tip die ik mezelf dertig jaar geleden had moeten geven.
Jeroen: Ik ken best wel veel relatief jonge advocaten, met name ook op de Zuidas. Je merkt toch wel dat er nog steeds heel hard gewerkt wordt, dat er heel veel uren gemaakt worden. En er is ook veel sprake van burnout. Het is een beetje organisch gegroeid in deze podcast, dat ik vaak vraag wat mensen hun visie is op burnouts. Kan je daar ook iets over zeggen, misschien ook wel in het licht van advocatuur, omdat dat specifiek bekend staat als een sector waar heel veel uren gemaakt worden? Hoe kijk je daarnaar?
Jan Paul: Ik zal je in alle eerlijkheid zeggen dat ik zelf ooit ook een lichte burnout gehad heb, op mijn veertigste. Dat ligt alweer een tijdje achter de rug. Toen ben ik er drie maanden uit geweest, dat was eigenlijk in de eerste jaren dat ik in de kapitaalmarktpraktijk rondliep en voortdurend een halve of een hele nacht moest doortrekken en ook te weinig mensen op kantoor had om dat af te wateren. Want het was eigenlijk een nieuw specialisme toen en er waren gewoon weinig mensen die dat beheersten. Dus ik heb zelf veel moeten uitvinden. Hoe ik daarop terugkijk is – het is een cliché, maar het is waar – je moet ‘nee’ durven zeggen. Daar begint het allemaal mee. Op een gegeven moment moet je gewoon zeggen “Dit doe ik niet” of “Dit kan ik niet” of “Dit wil ik niet”. Je zal versteld staan, want als je dat een beetje kan motiveren, dan heeft je omgeving daar ook begrip voor. Dat is iets dat ik niet kon in het begin en wat ik nu wel kan. Ik kan dat nu beter. Ik trap soms nog steeds af en toe in die valkuil, maar ik kan het beter en ik heb het ook geleerd daardoor. Dus daar begint het mee.
Jeroen: Hoe leer je dat? Dat vind ik heel interessant voor mensen, hoe leer je jezelf aan om op een nette en gemotiveerde manier ‘nee’ te zeggen?
Jan Paul: Daarin kan je gecoacht worden. Dus als je weet dat je daar slecht in bent, dan denk ik dat het verstandig is om je daarin te laten coachen door een derde die eens gaat praten over jouw persoon en over de redenen waarom dat zo moeilijk voor je is. Want daar is altijd een reden voor. Dat is niet voor niks. Dat betekent niet dat je meteen in therapie hoeft, dat hoeft helemaal niet. Misschien ook wel, dat weet ik niet. Maar je kan met een verstandige coach al een heel eind komen. Je moet daar onderzoek naar gaan doen “Waarom is dit moeilijk voor mij?” Dus dat kan je eraan doen. En als het je eenmaal overkomen is, dan ga je het vanzelf doen. Dat hoor je van een heleboel mensen.
Jeroen: Het combineren van werk en privé, het zit heel dicht bij het vorige onderwerp, wat mij betreft. Aan de ene kant heel succesvol zijn in je carrière, zoals jij bent en geweest bent, en langs de andere kant ook een privéleven. In jouw geval met drie kinderen in je gezin. Hoe heb jij dat gecombineerd en hoe combineer je dat?
Jan Paul: Dat is heel moeilijk geweest. Ik heb mijn vrouw in de advocatuur leren kennen, dus wij zaten allebei in hetzelfde schuitje toen we kinderen kregen. We kenden elkaar van Nauta, daar hebben we elkaar ontmoet. Zij was arbeidsrecht advocaat, dus ze zat in een hele andere hoek dan ik. Maar we hadden natuurlijk allebei die praktijk aan onze kar hangen en vervolgens kwamen daar ook nog eens drie kinderen bij. Daar hebben een paar lastige jaren tussen gezeten. We hadden geen zin in een au pair, dat hadden we achteraf misschien wel moeten doen. Maar we hadden er op dat moment gewoon geen zin in. Dat is een persoonlijke keuze, of je een buitenstaander wil laten meedraaien in je gezin. Dus dat is iets waarvan ik zeg “Daar hebben we misschien te rigide over ingezeten”. We hebben dat gedeeltelijk opgelost door allebei parttime te gaan werken. Dus ik heb ook als partner bij Nauta een aantal jaren parttime gewerkt. Het is mij niet door iedereen in dank afgenomen. Er waren partners die dat maar niks vonden, dat het zomaar kon. Dat was natuurlijk wel tegen inlevering van een prorate deel van je winstdeel. Maar toch, je was er gewoon één of twee dagen niet. Een deel daarvan heb ik kunnen doen omdat ik in een soort kennismanagement-functie terecht kwam bij Nauta en niet meer een volle praktijk had. Maar ook een deel wel tijdens mijn praktijkjaren. En toen moest ik dat met collega’s oplossen. Ik had toen een collega die ook parttime werkte en die er ook belang bij had om daar goede afspraken over te maken. En dat is gebeurd, dus zo hebben we dat opgelost. En daardoor was ik bepaalde jaren één of twee dagen per week gewoon thuis. Ik zat wel soms met mijn mobieltje, maar ik was er wel. Ik kon de kinderen van school halen en ik kon met hen naar clubjes. Achteraf ben ik ontzettend blij dat het zo gegaan is. Dat is eigenlijk één van de beste beslissingen geweest van de afgelopen twintig jaar, om dat toch te doen. En om toch een aantal jaren dat privéleven minstens even belangrijk te laten zijn als het werk. Want ik heb niet het idee dat ik hele delen van de jeugd van mijn kinderen heb moeten missen. Dat heb ik niet. Maar er zijn wel behoorlijk moeilijke jaren geweest om het allemaal aan elkaar te kunnen knopen.
Jeroen: Voordat ik jou ga bedanken stel ik ook altijd de vraag: Is er iets waarvan je zegt “Dat had ik echt willen zeggen, Jeroen. Dat had je echt moeten vragen”? Dan is dit het moment om dat nog toe te voegen.
Jan Paul: Nee, dat denk ik niet. Ik vind het een erg leuk interview. Ik wist ook dat het leuk ging worden, want ik heb een aantal andere interviews gehoord en die waren ook allemaal leuk. Je geeft mensen alle ruimte en die heb ik genomen, dus ik heb geen dingen die echt nog moeten, wat mij betreft. Dankjewel!
Jeroen: Jij ook hartstikke bedankt. Heel veel van dit interview gaat me bijblijven. Ik vind het heel leuk dat je ontzettend open geweest bent over de zakelijke kant, maar zeker ook over je privékant en over hoe jij in het leven staat. Dat is heel leuk. Ik besef altijd dat het maar een heel klein snapshot is van wie Jan Paul Franx is, maar ik denk toch dat luisteraars een beeld gekregen hebben. Het was hartstikke leuk en één ding ga ik nooit vergeten, dat is dat je een wedstrijd in het voetbal had moeten staken in plaats van gewoon gele kaarten uit te delen. Dat vond ik erg geestig! Heel hartelijk bedankt en ik hoop dat wij in contact blijven de komende jaren.
Jan Paul: Dankjewel!
Dit was Leaders in Finance. Elke week weer een nieuwe aflevering, elke week weer een mens achter het succes. Ik vind het belangrijk om te zeggen, deze podcast zou er niet zijn zonder onze partners: Kayak, FG Lawyers en Bizcuit.