#31: Olaf Sleijpen (transcriptie)

Welkom bij een nieuwe aflevering van Leaders in Finance. Voordat ik mijn gast van vandaag welkom heet en introduceer wil ik nog graag benoemen dat als u of jij, de luisteraar, het leuk vindt om een keer een luisteraarsvraag te stellen, doe dat dan zeker! Ik vind het altijd erg leuk om te krijgen en zo zorgen we ervoor dat ik niet de enige ben die hier de vragen verzint. Mocht je er meer over willen weten, ga dan naar: leadersinfinance.nl/luisteraarsvraag, of stuur je vraag direct naar [email protected]

Jeroen: Dan nu de gast van vandaag. Ik ben te gast in Amsterdam, bij De Nederlandsche Bank en spreek met Olaf Sleijpen, directeur monetaire zaken en daarnaast hoogleraar European Economic Policy aan de Universiteit van Maastricht. We hebben afgesproken dat we zullen tutoyeren. Welkom, Olaf!

Olaf: Dank!

Jeroen: Leuk dat je meedoet aan Leaders in Finance! Net als recent met Jos Baeten, de CEO van ASR, is het geen sinecure om een korte introductie te geven over jou, gezien je enorme staat van dienst en alle activiteiten die je ook nog onderneemt naast je fulltime-positie hier bij De Nederlandsche Bank. Maar hierbij toch mijn poging! Na voltooiing van het Gymnasium B in Heerlen met een cum laude becijfering, studeerde Olaf Economie aan de Universiteit van Maastricht, waar hij wederom cum laude afstudeerde. Hij begon zijn werkzame leven bij DNB en tegelijkertijd vervolgde hij zijn academische carrière als promovendus aan de universiteit van Groningen waar hij in 1999 promoveerde op het onderwerp ‘Does Monetary Union require a Fiscal Union? Some Evidence from the United States’. Bij DNB werkte hij als econoom en als Manager Communicatie. Van 2004 tot 2011 vervulde hij verschillende managementfuncties bij pensioenfonds ABP en pensioenuitvoerder APG. Voordat Olaf begin 2020 toetrad tot de directie van DNB was hij circa 10 jaar Divisiedirecteur Toezicht van DNB op o.a. de gebieden ‘pensioen’, ‘verzekeren’ en ‘monetair beleid’. Hij is op dit moment verantwoordelijk voor een enorme hoeveelheid aandachtsgebieden, hou je even vast; ik som ze op: economisch beleid en onderzoek, financiële stabiliteit, financiële markten, betalingsverkeer & marktinfrastructuur, chartaal betalingsverkeer en statistiek. Olaf is daarnaast alternate lid van de Governing Council van de ECB. Naast zijn werk bij DNB is Olaf, zoals gezegd, professor in Maastricht aan de Maastricht School of Business and Economics. Ook is hij sinds 2014 voorzitter van de Raad van Toezicht van het Blauwe Fonds dat zich inzet voor LHBTI-emancipatie. Voor wie niet weet waar de afkorting LHBTI voor staat Economisch, het staat voor: ’lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen’. Ook is Olaf sinds 2018 lid van de Board of Trustees van de Peter Elverding Chair on Sustainable Business Regulation and Corporate Culture van de Universiteit van Maastricht. Verder vind ik het leuk om te vermelden dat Olaf adviseur is geweest van Wim Duisenberg ten tijde van zijn presidentschap van de Europese Centrale bank. Olaf bezoekt de doopsgezinde kerk en is volgens een quote van een bekende van hem in het FD “Enorm belezen, hij weet veel van de vaderlandse geschiedenis, van godsdienst, van ideeëngeschiedenis en van kunst”. Tot slot: Olaf is recent 50 jaar geworden en woont in Amstelveen. Dat is een hele mondvol! Het is prachtig wat je allemaal doet en gedaan hebt. Ik vond het erg leuk om me voor te bereiden op dit gesprek. Ik heb het gevoel alsof ik mensen al echt ken voordat ik hier zit. Ik vond het artikel in het NRC laatst met de titel “Corona is een meteoriet, klimaatverandering een botsing tussen planeten” erg tot de verbeelding spreken. Kan je iets meer toelichten wat je daarmee bedoelt?

Olaf: Ja, dat kan ik zeker! We zijn natuurlijk nu erg bezig met het bestrijden van de Corona-crisis, economisch – met name waar wij mee bezig zijn – maar natuurlijk ook medisch. De kranten staan er vol mee, het gaat nergens anders meer over. Het gaat inmiddels ook zo ver dat ik ‘s ochtends denk – terwijl ik een trouwe fan ben van de radio – “Ik stop ermee, want het gaat alleen maar over Corona hier en Corona daar”. Terwijl we tegelijkertijd natuurlijk ook te maken hebben met andere dingen. Dan moet ik even een stapje terugzetten, want Corona is ons overkomen, in zekere zin. Deze crisis is ook heel anders en voelt ook heel anders dan de financiële crisis waarvan de oorzaak echt in het financiële stelsel lag en de economie. Dat is hier absoluut niet zo. Tegelijkertijd was er ook nog die andere crisis waar we voor Corona heel erg met elkaar over spraken. Dat is inderdaad klimaatverandering en wat dat doet voor de economie en wat dat doet voor financiële instellingen. Dat schijnt een beetje op de achtergrond geraakt te zijn. Wij zeggen “Dat moet niet”. Sterker nog: je moet deze crisis en ook de herstelmaatregelen de we willen inzetten ook juist gebruiken om weer iets aan die klimaatverandering te doen. Eigenlijk is dat vele malen groter en veel impactvoller dan Corona. Vandaar dus die vergelijking: Corona is ons overkomen, dat is die meteoriet die ingeslagen is waarvan we wisten dat het een keer zou kunnen gebeuren. Klimaatverandering zien we aankomen, we zitten op die ramkoers. Die is veel groter qua impact, want dan botst de aarde tegen een andere planeet aan, met hele grote consequenties: Sociaal, politiek, maar dus ook economisch.

Jeroen: Als je kijkt naar de samenleving in Nederland, beseft men dit nu? Als je het een beetje af pelt en kijkt naar de wetenschap, de politiek en samenlevingsbreed; alle mensen in Nederland of de media, beseft men hoe zorgwekkend dit is?

Olaf: Alles is relatief, zeg ik altijd. Als je dingen gaat vergelijken of als je de mood gaat vergelijken op dit punt met tien jaar geleden, dan is het echt wel veranderd. Milieu en klimaat is een hot politiek onderwerp geworden, dat was het tien jaar geleden nauwelijks. Je ziet ook dat economen bezig zijn met climate economics. Tien jaar geleden nauwelijks, dan had je een handjevol mensen die daarmee bezig waren. Je ziet ook hoe financiële instellingen zich gaan opstellen zijn, dat is enorm veranderd. Maar het belangrijkste is dat je het ook gewoon op straat ziet. Mensen zijn ermee bezig, mensen zijn er zich bewust van. Een deel van de bevolking maakt ook hele bewuste afwegingen van “Zou ik dat wel doen? Hoe gunstig is dat? Hoe goed is dat voor het milieu of klimaat?” Dat is het goede nieuws. Zijn we er al? Is er met name al dat besef dat de impact straks weleens heel groot zou kunnen zijn van een gemiddelde stijging van de temperatuur die op het eerste gezicht vrij beperkt lijkt en wat dat allemaal los kan maken? Ik denk dat we ons dat nog onvoldoende realiseren. Dat heeft deels te maken met het feit dat het voor mensen heel erg ingewikkeld is om vooruit te denken naar iets wat over 10-20-30 jaar zich gaat voordoen. Mensen kijken vijf jaar vooruit, daar zijn ook onderzoeken naar gedaan, en daar houdt het al op. Het maakt het ook psychologisch heel moeilijk om je daarbij iets voor te stellen. Dus ik denk dat er nog wel wat moet gebeuren op dat vlak.

Jeroen: Ik vind het heel logisch dat De Nederlandsche Bank uitspraken doet over dit thema. Uiteindelijk, als hoedster van de financiële stabiliteit, is dit natuurlijk een potentiële ondermijner daarvan. Maar waar ligt die grens precies? Waar kan De Nederlandsche Bank zich verder mee over uitlaten? Bijvoorbeeld over terrorisme kan ook ondermijnend werken voor het financiële systeem of cyber aanvallen, ik kan een hele range van onderwerpen noemen. Maar waar leggen jullie die grens?

Olaf: Overigens, cyberterrorisme, daarmee houden wij ons bezig. Dat is dan meer de toezichtkant van De Nederlandsche Bank. Wij doen geen uitspraken en wij doen geen inschattingen over “Wat zijn de bronnen van dat cyberterrorisme?” en “Hoe ga je dat in de kern aanpakken?” Maar dat financiële instellingen daarop voorbereid moeten zijn en dat misschien ook wel zelfs nationale infrastructuren daarop voorbereid moeten zijn, dat is iets waar we uitspraken over doen. We hebben ook de nodige mensen in huis die daar dagelijks mee bezig zijn. Dus ik denk wat dat betreft; ons werk is om bezig te zijn met risico’s en het identificeren van risico’s, het mitigeren van risico’s wanneer we dat zelf kunnen doen of anderen ertoe aanzetten om die risico’s te mitigeren. Sommige van die risico’s liggen voor de gemiddelde econoom heel dicht bij huis. Als je het hebt over marktrisico of kredietrisico bij een bank, dan weet iedereen waar je het over hebt. Operationeel risico begrijpen we ook nog wel, maar cyber is een ander soort risico. Risico’s veranderen ook door de tijd en klimaatverandering moet je eigenlijk ook zo zien. Dat is een risico dat zich kan manifesteren – en eigenlijk al aan het manifesteren is – dat invloed heeft op financiële instellingen, met risico’s die zij weer lopen, maar ook hoe een economie gestructureerd is. Dat zijn dingen waar we op wijzen; we proberen die risico’s in kaart te brengen. We komen met beleidsaanbevelingen of in het toezicht met dwingende adviezen of misschien nog wel verder. Zodat, als het nodig is, instellingen ook hun beleid aanpassen. Dus het komt heel sterk voort uit het perspectief van “Hebben we hier te maken met een risico?” Dat raakt inderdaad onze belangrijkste taak: het bewaken van financiële stabiliteit. Dat is het perspectief dat we nemen. Iedereen denkt dan vaak aan hele zuivere economische variabelen, maar zoals ik al zei is het veel breder dan dat.

Jeroen: Ik kan me voorstellen dat jullie onafhankelijkheid extreem belangrijk is. Om een beetje terug te komen op de vorige vraag, is het soms een balanceer-act tussen “Hoe politiek wil ik worden/Hoe erg wil ik onafhankelijk blijven?”

Olaf: Ik denk dat het wel meevalt. Ik denk dat wij wel een redelijk besef hebben en ook de mensen die hier werken: Wat is des politieks en wat is onze rol? Wij gaan niet voorschrijven of überhaupt op de één of andere manier ons uitlaten over hoe allerlei klimaatregelingen in elkaar moeten zitten. Ook of het gebeurt; wij kunnen weliswaar zeggen “Wij vinden dat er iets moet gebeuren”, maar uiteindelijk is het aan de politiek; we leven in een democratisch land om daar besluiten over te nemen. Dat onderscheid is voor ons in ieder geval heel helder.

Jeroen: Je bent verantwoordelijk voor een enorm breed palet aan onderwerpen, dus ik zou wel tientallen vragen kunnen stellen over allerlei verschillende delen waarin ik interesse heb. Eén van de dingen die ik altijd wel boeiend vind is die hele discussie over het fysieke geld. Dat is een onderdeel van jouw grote portefeuille. Hoe schat je dat in, in de toekomst? Waar gaat het naartoe?

Olaf: Ik weet het niet. Ik denk dat er wel een moment komt dat er geen fysiek geld meer zal zijn. Maar ik weet niet wanneer dat komt en ik weet ook dat het nu nog zal moeten komen, omdat we daar nu nog niet zijn. Omdat we geen alternatief hebben. Daar bedoel ik in de eerste plaats mee dat er toch nog steeds een groep van de bevolking is die niet zo gedigitaliseerd is dat ze alles giraal of digitaal kunnen betalen. Dat zijn niet alleen ouderen. Er zijn ook ouderen die heel digitaal zijn. Het zijn ook vaak mensen die laaggeletterd zijn. Dus daar moet je echt een oplossing voor vinden. Dat wil niet zeggen dat je daarvoor altijd fysiek geld moet hebben, maar daar moet je wel aandacht voor hebben. Het tweede is – en dan komen we weer terug op die cyber – als er morgen een hele grote uitval is van het betalingsverkeer en dan heb ik het niet over een storing bij een bank of dat je even niet kan pinnen, maar over een storing die heel lang zou duren, misschien wel dagen of weken – hopelijk gaat dat nooit gebeuren (maar dat hebben we al vaker gezegd “Hopelijk gaat het niet gebeuren” en dan gebeurt het toch) – dan zijn bankbiljetten en munten een terugvaloptie. Dan komt de economie ook redelijk tot stilstand, maar dan kun je in ieder geval nog gewoon je boodschappen doen. We hebben dus nog niet echt een alternatief. Daar wordt natuurlijk over nagedacht: wij zijn daarover aan het nadenken, financiële instellingen zijn daarover aan het nadenken. Maar tot dat moment er komt – en dat gaat nog wel even duren – moet je wel een infrastructuur hebben voor bankbiljetten en munten die voldoende is om ervoor te zorgen dat mensen nog steeds met bankbiljetten kunnen betalen.

Jeroen: Betaal je zelf weleens met bankbiljetten?

Olaf: Steeds minder.

Jeroen: En met je telefoon?

Olaf: Het meeste doe ik gewoon via de pinpas. Ik merk ook dat ik steeds minder vaak contant geld in mijn portemonnee heb.

Jeroen: We hebben één hele grote trend kort besproken: klimaatverandering. Wat zijn wat jou betreft andere hele grote trends op jouw netvlies?

Olaf: Klimaatverandering, in het verlengde daarvan ook de bankbiljetten en de cyber digitalisering. Die twee hangen met elkaar samen en je kan Corona daar ook nog bijhalen. We gaan echt anders werken met elkaar. Een deel van het thuiswerken – we noemen dat ook het hybride werken – dat gaat echt wel gebeuren. Dat heeft ook voordelen op het klimaat. Maar dat betekent ook dat alle innovatie op het gebied van digitalisering zal versnellen. Daar ben ik echt van overtuigd. Dat is de andere hele grote trend die we natuurlijk al langer zagen en die we nog steeds zullen blijven zien.

Jeroen: Ik vind het heel knap hoe jij die besprekingen van scenario’s doet, ik heb er een aantal bekeken in de media, hoe je dat uitlegt. Tegelijkertijd had ik een gevoel van “Dit zijn voorspellingen voor 2021-22”. Wat is uiteindelijk het doel van deze scenario’s? Omdat we nu zelf ook gezien hebben hoe anders het kan lopen. Ik neem aan dat jullie ook weleens terugkijken naar scenario’s die jullie gemaakt hebben en dan gezien hebben dat het heel erg perfect uitkwam of helemaal niet. Wat is het eigenlijke doel om het te doen?

Olaf: Die scenario’s helpen beleidsmakers toch om een goede keuze te maken, zowel in negatieve als positieve scenario’s help je beleidsmakers en de politiek toch in keuzes te maken rondom het begrotingsbeleid en nu de lopende discussie over het noodpakket 3.0, hoe moet dat eruitzien? Hoe lang moet dat duren? Ik denk dat onze ramingen – en trouwens ook die van het Centraal Planbureau – daar wel in helpen om tot een visie te komen. Ook al is het een hele grote mist waar we naar kijken, meer dan de andere jaren, helpt het toch wel een klein beetje om te navigeren door die mist heen. Daarom doen wij dit soort dingen.

Jeroen: Het is altijd een abrupt moment, maar ik ga een beetje meer toe bewegen naar jou. Je bent opgegroeid in Heerlen, in het zuiden van het land, of daar in de buurt in ieder geval.

Olaf: In de buurt, ja.

Jeroen: Je ging daar naar school. Kan je iets vertellen over hoe jouw jeugd eruitzag?

Olaf: Ik ben geboren en getogen in een klein dorpje, Schin op Geul. De oudere luisteraars denken dan onmiddellijk aan Wim Sonneveld en Frater Venantius, die overigens nooit in Schin op Geul geweest is. Het is althans een fictief persoon. Er staat wel een beeldje van Frater Venantius op het dorpsplein in Schin op Geul. “Weten ze veel in Schin op Geul?”, zei Frater Venantius. Ze weten best veel in Schin op Geul, maar in ieder geval ben ik daar geboren. Het is een combinatie van heel beschermd opgevoed, maar ook heel vrij en heel liberaal. Beschermd in de zin van een beschermde omgeving, een plattelandsomgeving van Zuid-Limburg en ook heel sterk die cultuur. Maar met ouders die zeer – hoewel mijn beide ouders ook zeer duidelijk roots hebben in dat deel van het land – vrijzinnig waren en zeer sociaal begaan. Mijn ouders zijn allebei CDA’ers. Ik zou ze wel aan de linkerkant willen zetten van het CDA, dus ook wel heel sterk begaan met de medemens en mijn zus en ik. Ik heb een zus. Wij zijn ook heel duidelijk opgevoed vanuit dat perspectief. Dus beschermd maar toch wel heel open. Ik heb geen ouders gehad waarvan ik allemaal dingen moest. Dat ging bij mij eerlijk gezegd ook wel redelijk vanzelf, maar sport was nooit mijn ding, bijvoorbeeld. Maar ik hoefde niet zo nodig voetballen en ik had dat ook ongelofelijk vreselijk gevonden. Ik vind het nog steeds vreselijk. We werden eigenlijk best wel vrijgelaten, binnen bepaalde grenzen, natuurlijk.

Jeroen: Wat voor soort werk deden ze? Werkten ze ook in de hoek waar jij nu zit?

Olaf: Nee, mijn vader werkte bij het Centraal Bureau van de Statistiek in Heerlen. Het CBS heeft twee vestigingen in Nederland, één in Voorburg en één in Heerlen. Daar was mijn vader hoofd Personeelszaken op het laatst, voordat hij op pensioen ging. Mijn moeder was huisvrouw en daarnaast heel actief in de gemeentepolitiek. Eerst was dat de gemeente Wielre n later de gemeente Valkenburg aan de Geul.

Jeroen: Je noemde zijdelings al wat normen en waarden. Zijn er nog andere normen en waarden die jou echt gevormd hebben tot wie je nu bent?

Olaf: Diversiteit, niet zozeer dat mijn ouders vanuit die invalshoek aanvlogen, maar discussies over andere culturen, andere religies, dat mensen net even een andere huidskleur kunnen hebben, ik denk dat ons dat wel met de paplepel ingegeven is; dat je gewoon verschillende mensen hebt en dat die mensen ook allemaal gelijk zijn. Ook dat je mensen niet moet beoordelen op hoe ze eruitzien, maar op wat ze doen. Niet beoordelen op hun functie of hoe belangrijk ze zijn, maar over wat ze ook daadwerkelijk laten zien. Dat is iets waar ik wel heel veel voordeel mee heb gehad. Sommige discussies en sommige dingen op maatschappelijke ontwikkeling of politieke dingen die ik zie zijn voor mij onbegrijpelijk, want dat zit helemaal niet in mijn opvoeding. Dat kan ik wel heel duidelijk daarnaar terugvoeren.

Jeroen: Er komt natuurlijk een punt ergens op de middelbare school waar je zelf ook doorhebt dat je goed kan leren, dat je een bepaalde intelligentie hebt. Ik las het in de inleiding voor, je studeerde cum laude af van de middelbare school en daarna weer tijdens je studie. Heeft dat iets met je gedaan toen je doorhad dat je toch wel heel goed kon leren?

Olaf: Ik had het wel heel snel door, dat was op de basisschool. Mijn bijnaam daar was ook ‘Professor’, toen al. Toen was ik elf jaar of zo. Al heel snel in mijn leven had ik een bril, dus dat hielp er ook al niet echt mee om van dat imago af te komen. Ik was ook heel slecht in sport. Ik was de typische nerd, zeg ik altijd. Ik denk dat mijn ouders wel altijd gezegd hebben “Dit zijn talenten die je hebt, die moet je goed benutten”. Dat deed ik ook, daar had ik dus geen aansporing voor nodig. Maar tegelijkertijd zeiden ze ook “Je moet je daarvoor niet op de borst kloppen. Het is fijn dat je daar hard voor werkt. Dit is iets dat je van onze Lieve Heer gekregen hebt, dat moet je benutten. Maar je moet er ook niet te veel prat op gaan, want je bent niet meer of minder dan de vuilnisman of de bouwvakker die dat toevallig niet gekregen heeft”. Het bekende verhaal, als je vroeger met rapporten langs opa en oma ging, dan kreeg je geld. In mijn geval kreeg ik van mijn ouders nooit wat, want mijn ouders zeiden “Waarom zou ik je daarvoor iets geven? Naar verhouding hoef je daar niet heel veel voor te doen”. Dat was niet helemaal waar, maar er zat wel een kern van waarheid in. Dus iedere keer dat je de neiging had om jezelf misschien een beetje op de borst te kloppen of op het voetstuk te zetten, werd ik er wel weer afgetrokken en dat was op zich wel bijzonder, omdat ik helemaal niet uit een calvinistische omgeving kom. Ik kom wel uit het katholieke zuiden, maar dat was wel heel sterk.

Jeroen: Alles wat ik over jou gelezen, gehoord en gezien heb, dat zit er volgens mij nog steeds heel diep in? Je komt heel bescheiden over. Wanneer was het dan duidelijk voor jou dat je economie wilde gaan studeren?

Olaf: Ik ben naar het gymnasium gegaan. Op een gegeven moment, dat was vroeger zo, moest je de keuze maken tussen het alfa- of het bètapakket. Ik vond alle twee leuk, ik denk dat ik het alfapakket eigenlijk leuker vond. Maar met het bètapakket kon je toch meer qua studiemogelijkheden. Dus dan heb ik dat gedaan. Op een gegeven moment moet je dan een keuze maken, ik had twee keuzes: Het ene was economie en het andere was geneeskunde. Uiteindelijk totaal andere keuzes, zou je kunnen zeggen. Niet helemaal, de reden om voor deze twee studies te gaan was wel heel duidelijk de behoefte om me in te zetten voor anderen, om betekenisvol te zijn naar anderen toe. Ik had een hele duidelijke sterke voorkeur voor algemene economie, toen ook al. Mijn moeder was actief in de gemeentepolitiek, zoals ik al zei. Politiek en alles wat daarmee te maken had interesseerde mij. Ook Europa. Als de gemiddelde randstedeling aan Zuid-Limburg denkt, denkt hij aan verreweg de provincie. Maar ik zeg altijd: Je zit midden in Europa. Europa is daar veel meer tastbaar dan hier in Amsterdam. Zeker in die tijd, in de jaren ’90: verdrag van Maastricht, dat leefde heel erg. Dus ik was ook heel erg bezig met Europa. Dat heeft uiteindelijk de doorslag gegeven. Kennissen van mijn ouders in de medische wereld zeiden “Dat moet je nooit doen, want de eerste 10-15 jaar van je leven ben je alleen maar een soort slaafje en moet je keihard werken. Dan pas ga je geld verdienen”. Zo werd het een beetje neergezet, ook de hiërarchie in de medische wereld die men nogal archaïsch vond, althans werd het zo bij mij neergezet. Dat hoor je soms ook wel bij de advocatuur. Ik weet niet eens of het allemaal nog klopt, maar dat waren van die beelden. Dus ik dacht “Dan ga ik maar economie doen”, dat was het verhaal daarachter.

Jeroen: En je vond het direct heel leuk?

Olaf: Ja, maar nogmaals, zeker in de beginperiode moet je ook bedrijfseconomische vakken doen, marketing en zo. Dat vond ik allemaal open deuren. Daar vond ik niks aan. Dus marketing en dat soort dingen. Vooral het idee van algemeen economisch/beleidseconomie vond ik het allerleukste om te doen.

Jeroen: En de stap naar De Nederlandsche Bank, had je tijdens je studie altijd al het idee van “Dat lijkt me interessant”? Hoe ben je dat tegengekomen?

Olaf: Nee. Ik ben op een gegeven moment afgestudeerd of ik stond op het punt om af te studeren en dan ga je solliciteren en één van de sollicitaties was bij De Nederlandsche Bank, bij de afdeling Internationale Zaken. Ik wilde dus wel iets met Europa of internationaal. En ik werd aangenomen bij De Nederlandsche Bank. Maar het was niet zo dat ik een overmatig interesse of belangstelling had in het monetaire.

Jeroen: Wat waren de andere opties?

Olaf: Ik had ook nog iets lopen bij het Ministerie van Economische Zaken.

Jeroen: Interessant. Ben je toen ook meteen met je promotietraject begonnen?

Olaf: Vrij snel daarna. Ik moest een jaartje even wennen aan de bank. Ik ben toen ook verhuisd naar de randstad, dat was ook even wennen. Ik woonde bij mijn ouders; die typische nerd weer. Dus het was best een zwaar jaar, dat was 1993. Er kwamen heel veel veranderingen in mijn leven. Maar op een gegeven moment dacht ik “Met zulke studieresultaten en doctoraat, dat betekent eigenlijk dat jij dokter moet worden”. Daarin zat wel een hele grote intrinsieke motivatie. En inmiddels was het ook wel duidelijk dat als je internationaal als beleidseconoom iets wil, dan moet je eigenlijk gepromoveerd zijn. Ook Nout Wellink, toentertijd directeur en later president van De Nederlandsche Bank en wel één van mijn mentoren heeft die promotie gestimuleerd. Dus toen ben ik begonnen met dat promotieonderzoek met horten en stoten. Dat was 1994. Dat ging nog relatief snel, vijf jaar later was ik dus gepromoveerd. Dat heb ik naast mijn werk gedaan.

Jeroen: Dat moet best zwaar geweest zijn om dat te combineren.

Olaf: Ja, deels kon ik het combineren met mijn werk, ik stak er veel vrije tijd in. Ik heb ook wel wat tijd van de bank gekregen, maar dat was niet overmatig veel. Het vereist veel zelfdiscipline.

Jeroen: Je noemde Nout Wellink. Ik heb gelezen – en ik weet niet of het klopt – dat hij ook degene geweest is die jou richting Duisenberg heeft gebracht.

Olaf: Ja, dat klopt.

Jeroen: Kan je iets vertellen over jouw tijd om voor Wim Duisenberg te werken? Hoe heb je dat ervaren?

Olaf: Tot voor kort was het de mooiste baan die ik ooit gehad heb. Ik denk dat dit nu de mooiste baan is, heel eerlijk gezegd; directielid van De Nederlandsche Bank. Maar tot voor kort was dat het zeker. Ik ben daar naartoe gegaan in begin 2001.

Jeroen: Hoe oud was je toen ongeveer?

Olaf: 31.

Jeroen: Dus dat is heel jong.

Olaf: Superjong, ja. Tot begin 2004, toen Trichet aantrad. Dat was ook in de tijd dat de ECB en de euro nog in de opbouwfase zaten. Dus het was heel hard werken, maar er was een heel hoog positief energieniveau. Je had echt met elkaar het gevoel dat je iets aan het bouwen was. Om met een man zoals Duisenberg te werken, dat was natuurlijk zeer inspirerend. Ik heb heel veel van hem geleerd. Het was gewoon een hele boeiende tijd. Ik denk dat ik met Nout in zekere zin closer was, daar heb ik ook langer mee gewerkt. Maar ik heb desniettemin heel veel van hem geleerd en heel veel gezien.

Jeroen: Kan je enkele voorbeeld geven van wat je geleerd hebt?

Olaf: Ik had heel sterk de neiging – en ik denk dat dat ook de leeftijd was en ook wel een beetje mijn karakter – om ieder probleem dat ik zag op te lossen. Het was dus een enorme drang om overal achteraan te rennen. Hij zei weleens “Ik word daar moe van zoals jij dat doet. Olaf, sommige problemen in het leven lossen zichzelf op. Niets doen is ook soms een optie”. Dat is één van de dingen die ik van hem geleerd heb. Hij had ook wel het relativeringsvermogen, dat had ik toen helemaal niet, veel minder dan nu. Misschien is dat ook omdat ik twintig jaar ouder ben. Een feilloze neus voor “Waar moet je 100% voor gaan?”, qua onderwerpen. “Waar moet je je helemaal in verdiepen en wat kan je laten lopen?” Hij was heel goed in focussen en dan vooral in dingen die er echt toe doen. Hij was niet een man van heel veel dingen tegelijk doen; multitasking wat we tegenwoordig vaak doen. We komen er steeds meer achter dat het gewoon niet werkt.

Jeroen: Had je het gevoel dat hij dat deed vanuit zijn gut feeling, was het zijn ervaring of was het heel beredeneerd?

Olaf: Nee, het was gut feeling en ervaring, die combinatie. Hij had een hele goede neus daarvoor. Het was ook heel duidelijk – hoewel hij ook echt wel hard werkte – “Ik doe ook nog graag andere dingen in het leven dan alleen maar 24/7 werken”.

Jeroen: Als je zo jong bent en op zo’n positie komt waarbij je heel dicht bij het vuur zit en dan ook nog niet eens op Nederlands niveau maar op Europees niveau, heeft je ook weleens het gevoel bekropen van “Kan ik hier iets toevoegen?”

Olaf: Ja, dat heeft me wel bekropen. Maar dat was ook een beetje Alice in Wonderland. Ik denk dat ik dat toen minder had. Misschien dat ik in die periode ook dacht dat ik meer aankon dan ik feitelijk aankon. Dat is natuurlijk ook zo’n fenomeen: Naarmate je ouder wordt, word je wijzer. Maar je wordt ook steeds meer onzeker tot op zekere hoogte en je gaat je eigen kunnen steeds meer relativeren. Ik denk dat ik toen ook wel in een fase van mijn leven zat waarin ik dacht “Wat kost de wereld? Kom op!” Dat heb ik nu wel ietsje minder. Maar het was vooral ook Alice in Wonderland; verwondering, verbazing en genieten van wat zich om me heen afspeelde. Ik had toen zeker niet een geldingsdrang van “Dit moet en dat moet en zus moet en zo moet”, heel erg gericht op het ondersteunen en ontlasten van Wim Duisenberg.

Jeroen: Ik kan mezelf nog herinneren, toen ik bij ABN AMRO werkte, dat er weleens mensen waren in de eerste jaren die zeiden “Jij gaat echt ver komen”, wat ze ook daarmee bedoelden. Het was toch een soort van ego-boost als mensen dat zeiden. Hebben bijvoorbeeld Wellink en Duisenberg ook weleens gezegd “Ooit zit je op mijn stoel”?

Olaf: Nee. Wim leeft niet meer, maar met Nout heb ik wel contact gehad via e-mail na mijn benoeming en in die mail schreef hij “Het moest er een keer van komen”. Maar dat was zeker niet zo in die tijd. Nout was best streng – met name over dat promoveren – hij zei: “Dat moet je echt wel doen, dat is echt belangrijk voor je carrière”. Dat was toch misschien wat calvinistischer dan als dat bij een commerciële instelling zou gebeuren. En dat is ook maar goed, denk ik. Het past in ieder geval ook meer bij mijn persoon en wederom hoe ik opgevoed ben.

Jeroen: Je bent ook doorgegaan in die wetenschap, je bent al vrij jong hoogleraar geworden. Is dat iets wat je nu kan combineren met dit werk?

Olaf: Ja, ik denk dat ik het kan combineren en dat het ook synergie-effecten heeft, beide kanten op. De eerlijkheid gebiedt natuurlijk wel; directielid van DNB is een hele drukke baan. Je houdt niet heel veel tijd over voor wetenschappelijke activiteiten. Dus ik heb een vak dat ik doceer in Maastricht, dat probeer ik zo goed mogelijk te doen. Dat is één bepaalde periode per jaar, dan ben ik er wat vaker. Daarnaast begeleid ik promovendi en ik begeleid studenten met hun afstudeerscriptie. Dat is eigenlijk ook hoe je je onderzoek doet als het ware. Ik doe zelf geen onderzoek meer, daar heb ik geen tijd voor, maar dat doe je via promovendi. Het is dus beperkt, maar je ziet wel heel duidelijk de synergie en ik vind het ook heel leuk om te doen. Ik vind het buitengewoon leuk om met studenten bezig te zijn, discussies te hebben met studenten, de jonge economen, om daar toch een bijdrage te leveren aan hun ontwikkeling. En af en toe spoelt er ook hier weleens eentje aan.

Jeroen: Krijg je ook weleens ideeën van de studenten waarvan je zegt “Dat triggerde me toch om dat nog eens goed te bekijken”?

Olaf: Ja, absoluut. Toch bepaalde discussies rondom duurzaamheid maar ook discussies rondom Europa waar je gedachten ziet ontstaan die inmiddels ook wel gemeen goed zijn, denk ik. Dus ja, absoluut. Er zit heel veel synergie.

Jeroen: En in je promotiewerken heb je dus heel erg naar Amerika gekeken. Zijn daar nog takeaways uit die promotie die je nog steeds ook hier gebruikt of inzet?

Olaf: Voor een deel wel. Mijn promotieonderzoek ging met name over de vraag in welke mate er een begrotingsunie zou moeten komen bij de monetaire unie. Ik heb een beetje gekeken naar hoe de Amerikaanse monetaire unie zich ontwikkeld heeft. Wat heel veel mensen niet weten is dat toen Amerika startte als staat, het geen monetaire unie was. Dat heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld, althans naar onze maatstaven. Met name de invulling van het stabiliteits- en groeipact: “Hoe kan je op een zo goed mogelijke manier begrotingsbeleid voeren? Moet dat nationaal, moet dat federaal?”, ik denk dat ik nog steeds goed vanuit dat onderzoek in die discussies zit. Ik weet niet of ik het nog helemaal eens ben met alle conclusies van mijn onderzoek. Dus ook discussies over stabiliteits- en groeipact, begrotingsbeleid en nu het hele Europese pakket, voor Corona, daar merk ik wel dat ik daar makkelijk over meepraat, vanwege wat ik 25 jaar geleden gedaan heb.

Jeroen: Naast dat je heel erg met de inhoud bezig bent, ben je bezig met representatie van de bank – zoals je nu ook aan het doen bent voor jezelf maar ook voor De Nederlandsche Bank – ben je natuurlijk ook manager. Je bent ook heel veel mensen aan het aansturen. Je bent leidinggevende van heel veel mensen, hoe motiveer jij mensen? De mensen hier, maar ook je studenten. Wat is jouw methode om mensen enthousiast te maken en actief aan het werk te gaan?

Olaf: In eerste instantie zou je de mensen zelf moeten vragen of het klopt wat ik nu ga zeggen, maar wat ik probeer is mensen ruimte te geven, verantwoordelijkheid bij mensen neer te leggen en vooral ook mensen in te zetten op de dingen waar ze goed in zijn. Tegelijkertijd ook wel heel duidelijk structuur aanbrengen via grote lijnen. Dat is een beetje mijn stijl. Als je het vergelijkt met film, theater of toneel, dan ben ik meer de regisseur en niet de hoofdrolspeler. Als het moet, dan doe ik dat. Maar ik zie mij meer als de regisseur; ik laat de andere graag op het podium staan. Maar ik heb wel heel duidelijk het idee van welke kant we moeten opgaan. Ik probeer daar ook het overzicht in te houden. Maar ik probeer mensen te empoweren. Dat is één van de dingen die ik van Duisenberg geleerd heb en ook van mijn baas bij ABP, APG, Dick Sluimers, hij zei dat ook: “Je moet je omringen met mensen die beter zijn dan jezelf”. Hij noemde dat het Matryoshka-effect, dat zijn die Russische poppetjes. Als je opendoet worden ze steeds kleiner, maar ze lijken wel allemaal op elkaar. Dus heel veel managers hebben de neiging om vooral mensen om zich heen te verzamelen die op hun lijken, maar dan vaak door ervaring, leeftijd en wat-dat-ook steeds kleiner worden. Terwijl ik juist graag mensen om me heen heb die slimmer zijn dan ik, ze hoeven ook niet altijd per se op mij te lijken. Ik vind het ook belangrijk om gechallenged te worden. Wim Duisenberg was typisch zo’n persoon die mensen zoals Nout Wellink en Tom de Swaan om zich heen verzameld had. Voor Wim ging ik ook heel snel heel hard rennen omdat hij dat gevoel gaf “Jij bent verantwoordelijk”. Ik heb het zelf ervaren, dan krijg je veel meer energie en dan ga je veel harder lopen dan als iemand met een rood potloodje letterlijk door je stuken heengaat, want dat heb ik ook meegemaakt.

Jeroen: Heb jij formeel of informeel een soort van coach?

Olaf: Ik heb verschillende malen met coaches gewerkt. Nu even niet, maar het gaat vast wel weer een keer komen. Daar heb ik heel veel aan gehad. Op een gegeven moment kom je op een punt in je carrière dat coaches beter werken dan trainingen, dat klopt. Je moet een klik hebben met iemand, bij sommige coaches ben ik wat langer geweest en er waren coaches waar ik korter geweest ben. Maar het heeft me wel heel erg geholpen.

Jeroen: Coach je zelf ook mensen?

Olaf: Op dit moment niet, maar dat heb ik wel gedaan. Maar in zekere zin zou je kunnen zeggen dat je het iedere dag doet, met de mensen die je direct of indirect aanstuurt. Ik heb nu niet echt een coachee, maar ik denk dat ik het wel iedere dag doe.

Jeroen: We hadden het in de inleiding al even over je nevenfunctie bij het Blauwe Fonds. Kun je even schetsen hoe de emancipatie van die groepen die genoemd zijn ongeveer verlopen is? Bijvoorbeeld de laatste 5-10 jaar in jouw beleving en hoe je dat in het begin ook kan extrapoleren naar de toekomst?

Olaf: Het zijn een paar dingen. Als allereerste vind ik dat de tolerantie jegens deze groep mensen niet toegenomen is. Ik woon sinds 1993 in Amsterdam, als ik het vergelijk vind ik de jaren 90′ toleranter in de Nederlandse context dan nu. Het tweede is dat ik op geen enkele wijze ooit ervaren heb – noch bij mijn familie, bij mijn ouders, noch op mijn werk, noch tijdens mijn studie – dat mijn seksuele oriëntatie een issue was, never. Het heeft mij nooit belemmert, nooit tegengehouden. Maar als je je wat verder ontwikkelt kom je erachter dat dat geen gegeven is en dat er dus ook heel veel mensen geweest zijn die daar heel hard voor geknokt hebben. Er was een collega bij DNB die wat ouder was – hij is inmiddels overleden – die zei “Ik ben jaloers op jullie generatie, want jullie doen er zo makkelijk over en jullie steken het totaal niet onder stoelen of banken dat je homo of lesbisch bent. Voor mij was dat heel anders”. Toen hij in de jaren ’70 bij De Nederlandsche Bank begon en hij droeg in die tijd ‘uitbundige pakken’, dat waren dan niet grijze of blauwe pakken, maar zo’n jaren ’70 pak met bruin of paars en van die wijde pijpen en dan weet ik niet of je dat onmiddellijk moet associëren met het feit dat hij homo was, maar daar werd hij ook op aangesproken of zijn collega’s spraken hem daarop aan. Dus toen begreep ik “Ik woon in Nederland, in Nederland is dit heel normaal. Je mag hier gewoon homo zijn”. En ook een beetje uit respect voor degenen die daarvoor gevochten hebben, dacht ik “Dat is geen gegeven, het kan in de eerste plaats veranderen en verdwijnen en in de tweede plaats moet je ook iets terugdoen”. Dus als het nog niet goed genoeg is moet je daar dus ook voor vechten. Het derde is dat ik misschien ook zelf wat geradicaliseerd ben op dat punt. Mijn partner is van Arabische afkomst. Ik hoef helemaal niet uit te leggen wat voor ellende het daar is als je het hebt over homo’s. Waar ik vroeger nog weleens zoiets had van “Je mag best denken dat homo’s viezeriken zijn omdat je geloof dat soort dingen voorschrijft, zolang ik er maar geen last van heb en zolang je maar respect hebt voor elkaar”, maar inmiddels vind ik ook niet meer dat je dat mag denken, omdat het namelijk onzin is. Dus ik ben ook wel enigszins geradicaliseerd op mijn oude dag op dat punt. Nu zit ik op een heel braaf fonds dat ook nog vrij klein is. Ik ben ook niet de persoon die op de barricade gaat staan, maar ik vind wel dat we, zelfs in een land zoals Nederland, er nog niet zijn. Dat is het eerste punt. En het tweede punt is dat we ons iedere dag bewust moeten zijn van het feit dat het anders kan en het in de grootste delen van de wereld ook anders is en het dramatisch is. Ik zie het natuurlijk heel dichtbij, maar ook afgeleiden daarvan. Dan denk ik “Jeetje, wat wonen wij toch in een geweldig land”.

Jeroen: Je zei dat het toleranter was in de jaren ’90?

Olaf: Ja.

Jeroen: Wat is de driver dat het nu minder is wat jou betreft?

Olaf: Dat weet ik niet. Ik vind het lastig om daar een oorzaak aan te geven. Ik denk dat het in algemene zin zo is. Na 9/11 denk ik dat de wereld toch in bredere zin minder tolerant geworden is. De periode ’90 waren een beetje in zekere zin ‘The roaring twenties’, zou je kunnen zeggen. De koude oorlog was voorbij, de Russen en de Amerikanen vielen elkaar in de armen. Er waren nauwelijks gewapende conflicten en voor zover die er waren werden die opgelost. Het is er uiteindelijk niet van gekomen, maar de Palestijnen en de Israëli zouden elkaar vinden. Het was een enorme optimistische periode. In Europa hadden we dan de bouw van de euro. Toen kwamen die vliegtuigen in het World Trade Center, dat was wel een heel groot keerpunt in het denken op heel veel gebieden. Dat is inmiddels 20 jaar geleden. De populistische partijen zijn sinds die tijd ook opgekomen, het brede ongenoegen dat mensen ervaren – wat ik overigens ook totaal niet wil wegpoetsen, want dat zie ik ook – dat is echt iets van de jaren daarna.

Jeroen: Zoals je wellicht weet is er ook altijd een luisteraarsvraag. Hier komt de luisteraarsvraag!

Luisteraar: Dag Leaders in Finance, mijn naam is Josy Soussan. Ik ben een trouwe luisteraar van deze podcast. Ik hoor vaak dat directeuren en bestuursleden vertellen over de moeilijke beslissingen die zij in hun carrière hebben moeten maken en dat die in zekere mate bepalend geweest zijn, ook voor de toekomst. Ik vraag me daarom af of er soms teruggekeken wordt op bepaalde beslissingen, of het anders had gekund. En zo ja, hoe? Hoe neem je die leerervaring mee in volgende beslissingsmomenten? Kom je daar vaak zelf achter of brengt je externe omgeving (je klanten of je werknemers) het juist onder je aandacht? Hoe ga je daarmee om?

Olaf: Er was tijdens en na de financiële crisis heel veel kritiek op de Nederlandsche Bank, met name op het toezichtdeel. Toen zijn er ook inderdaad allerlei post mortems uitgevoerd. Die hebben ertoe geleid dat het doen van dit soort analyses hier achteraf inmiddels enorm ingeburgerd en ingebakken zijn. Dus bij grote toezichtbesluiten en ingrijpende toezichtbesluiten wordt er altijd gekeken “Hebben we het goed gedaan? Hadden we het anders moeten doen?” Dus het evalueren van de besluitvorming gebeurt sowieso intern en soms wordt er ook extern daarvoor ingeschakeld, dat is onderdeel van de processen. Dus was het daarvoor ook al zo, dan denk ik “Niet genoeg”. Maar met de financiële crisis is er een moment geweest – en toen ook wel druk – van de media, van de politiek die dat proces aangezet heeft. Maar nu is dat niet meer nodig, dat gebeurt voldoende, vind ik.

Jeroen: Wordt dat intern gehouden of wordt dat ook publiek gedeeld?

Olaf: Meestal is dat intern, maar een aantal jaar geleden hebben we nog eens heel kritisch laten kijken naar het toetsingsproces, ook de externe. Dus het toetsen van bestuurders, voor de mensen die niet meteen weten waar ik het over heb. Daar was best ook wel kritiek op, hoe we dat deden. Dat hebben we ook gepubliceerd. Dus soms doen we dat wel en soms doen we dat niet. Soms kan het ook niet, omdat het gaat om besluiten rondom individuele instellingen en dan is het vaak wat lastiger om daar gelijk de straat mee op te gaan. Maar mocht er ooit nog ergens iets gebeuren en mocht er ooit een externe commissie ingesteld worden, etc., dan zullen ze hier heel veel stukken vinden van evaluaties; dat alles goed gewikt en gewogen is.

Jeroen: En die post mortem analyses, pushen jullie dat ook als best practice naar de partijen waar jullie toezicht op houden?

Olaf: Ja. Dat hoeft natuurlijk niet voor alles, maar voor grote besluiten is het altijd goed om te kijken “Hoe is dat uitgepakt? Wat kun je ervan leren?”

Jeroen: Naast de luisteraarsvraag is er altijd een teaser en een pleaser. De pleaser is altijd hetzelfde, dat gaat over boeken, maar die komt zo. De teaser is als volgt: De Nederlandsche Bank is een intellectueel powerhouse. Ik denk dat hier misschien wel de slimste mensen van Nederland werken, dat is mijn mening. Maar jullie zouden daarnaast misschien wel meer ‘straatvechters’ moeten hebben; mensen die echt uit de sector komen en ook echt in de krochten van de partijen waar jullie toezicht op houden gewerkt hebben. Wat vind je daarvan?

Olaf: Ik vind dat het zo moet zijn, maar ik denk ook dat we dat in toenemende mate aan het doen zijn. Gelukkig lukt het ons, ondanks het feit dat arbeidsvoorwaarden hier – waar ik zeker niet over wil klagen – minder zijn dan in de financiële sector, mensen aan ons te binden. Dat heeft met name ook te maken met het feit dat de taken die wij bij wet gegeven hebben mensen enorm aantrekt. We hebben nu – dat is in mijn gebied – een nieuwe divisie directeur Betalingsverkeer die uit de sector komt. Inge van Dijk heeft bij het bankwezen gezeten, is als consultant actief geweest. Eén van de collega’s was actief in het bankentoezicht, Pieter-Reinier Maat heeft bij ABN AMRO gezeten. Het is dus echt niet zo dat het alleen maar mensen zijn die hier van de wieg tot het graf zitten. Er zijn heel veel mensen – zeker ook in het toezicht – die uit de sector komen. Dus ik ben het volmondig eens met die teaser en dat we daar ook goed mee bezig zijn. Lijkt het te suggereren dat we dat meer moeten doen, dan moeten we daarnaar kijken. Maar ik denk dat we absoluut de luiken opengegooid hebben.

Jeroen: Het is niet per se mijn mening, deze teasers, maar ik vind het altijd wel interessant. Je ziet nu – zonder op de casus in te gaan – bij Wirecard en je hoopt dat dat soort dingen voorkomen kunnen worden door mensen die een antenne hebben en niet allen maar in de boeken zitten.

Olaf: Ja, je moet boeven vangen met boeven, dat wordt weleens gezegd.

Jeroen: Ik weet niet of we dat nu moeten gaan doen, we moeten het daar dan maar eens over hebben! En aan de pleasende kant: Heb jij bepaalde boeken die jou heel erg aangesproken hebben of die jij vaak geeft aan mensen? Je leest ongetwijfeld heel veel, misschien nu wat minder gezien alles wat je doet, zijn er dingen die er echt uitspringen voor jou?

Olaf: Ik ben wel weer aan het lezen geslagen. Je moet zoveel lezen voor je werk, zodat je op een gegeven moment denkt “Nu even geen boek”. Ik ben wel meer aan het lezen, mijn partner zit ook in de wereld van de literatuur, dus dat helpt ook. Die leest vaak 4-5 boeken tegelijk – niet echt tegelijk – maar die liggen dan naast elkaar en dan wordt er weer in het ene boek gelezen en dan weer in het andere boek. Ik schrijf zelf af en toe gedichten. Ik wil nog heel graag ooit een keer een roman schrijven in mijn leven. Ik ben een paar keer begonnen, maar ik vond het allemaal niks. Ik vind schrijven heel leuk om te doen, ik vind het lezen van literatuur ook heel fijn. Ik gaf ook al aan dat ik weliswaar voor die bètavakken gekozen had, maar de echte liefde ligt wel meer daarin, denk ik. Je ziet dat je ook alle twee kan doen. Ik heb niet één boek dat er echt voor mij uitspringt waarvan ik zeg “Dat is voor mij de holy grail”. Ik ben wat dat betreft ook zeer breed. Als ik mensen een boek geef, dan kijk ik vooral eerst naar de persoon in plaats van dat ik per se altijd denk “Dit vond ik een goed boek”, maar ik denk “Wat heeft die persoon een keer tegen mij verteld? Wat weet ik over die persoon?”

Jeroen: Ik ben niet helemaal tevreden met het antwoord. Zijn er bepaalde schrijvers of bepaalde titels? Is er iets waarvan je zegt “Dat spreekt me erg aan”?

Olaf: De meeste werken zijn de boeken die ik misschien wat langer geleden gelezen heb. De ontdekking van de hemel van Mulisch sprak me heel erg aan. Wat ik bij Mulisch heel erg mooi vind is dat hij heel veel kennis verspreid in zijn boeken, maar hij doet dat op een hele literair verantwoorde manier. Wat ik jammer vind in de Nederlandse literatuur – en nu ga ik geen namen noemen – zijn er te vaak schrijvers die vooral ook laten zien “Kijk hoe slim ik ben!” Maar tegelijkertijd verliezen ze zich ook daarin; de arrogantie spat ervan af. Mulisch is natuurlijk een hele arrogante man. Mensen zien hem nog lopen op het Leidseplein met zijn hondje. Maar dat vond ik wel echte top-literatuur. Dat is een voorbeeld, denk ik. Maar ook een boek zoals – ik denk dat er maar heel weinig mensen zijn die dat kennen – De kellner en de levenden van Simon Vestdijk. Dat is een beetje een surrealistisch, absurdistisch boek. Dat is ook wel een stijl die me vaak aanspreekt, ook in film. Dat is ook één van de klassiekers, vind ik. Het heeft me heel erg geraakt. Dat zijn wel twee boeken, maar die heb ik langer geleden gelezen, die staan wel bovenaan de lijst.

Jeroen: Als je zelf zou gaan schrijven, zou dat ook met een bepaald maatschappelijk doel zijn? Zou het puur fictie zijn?

Olaf: Fictie, maar ik denk dat er wel dingen uit mijn leven of het leven van anderen inzitten. Dat is bij de meeste romanschrijvers wel zo, denk ik.

Jeroen: Klinkt alsof je soms al even een paar kleine aantekeningen maakt.

Olaf: Er zijn beginnen, die zijn er al. Maar ik heb ze heel vaak weggegooid of ze liggen ergens in een doos verstoft. Maar er zijn ideeën.

Jeroen: Een vraag die ik vaak tegen het einde stel is voor de groep jonge luisteraars die aan het begin van hun carrière staan. Heb je een paar tips voor die generatie als het gaat om hun loopbaan die je zou kunnen meegeven?

Olaf: Dat weet ik niet. Je moet vooral dicht bij jezelf blijven, dus dingen doen die je leuk vindt. Dat zijn ook vaak de dingen waar je goed in bent. Laat je niet door ouders, familie en vrienden een richting opduwen waarvan je eigenlijk diep in je hart weet dat het niet de goede richting is. Dat is heel moeilijk als je 17, 18 of 20 bent. Ik heb te veel gezien dat mensen kanten opgegaan zijn in hun leven door sociale druk waar ze zich doodongelukkig voelen en daar hebben ze heel veel ellende van. Dat moet je niet doen, dus blijf dicht bij jezelf en kies voor de dingen waar je ook 100% kan achterstaan. Ik realiseer me heel goed hoe lastig dat is. Het is makkelijk om te zeggen als je 50 bent en heel veel moeilijker als je 20 bent om dat goed aan te voelen, maar probeer het toch. Dat is wel heel erg belangrijk.

Jeroen: Je hebt een veeleisende baan en nevenfuncties. Dan heb je waarschijnlijk nog een privéleven, je noemde je partner al. Dat is alles bij elkaar ontzettend druk. Met sport heb je niet heel veel, misschien nu wel?

Olaf: Ik sport twee keer per week tegenwoordig.

Jeroen: Ik wou net vragen: Hoe blijf je fysiek fit?

Olaf: Ik sport met een personal trainer. Ik heb ook echt die personal trainer nodig; die stok achter de deur. Ik vind het bovendien ook gezelliger. Dat gaat me redelijk goed af, moet ik zeggen. Ik moest al heel vroeg een bril dragen, dus oogbol-coördinatie was niks en ik had altijd het gevoel “Straks ligt die bril weer in duigen”. Dat is regelmatig gebeurd. Ik heb slechte ogen. Gymleraren op de middelbare school waren van die oude politieagenten en daar werd je vooral gedrild. Er was één uitzondering die een positieve impact op me gehad heeft, maar meestal was het “Hoe kan ik dat uur of die twee uren het beste doorkomen?” Deze personal trainer is geen drill sergeant, alhoewel hij echt wel heel stevig voor mij is. Dat doe ik twee keer per week. Ik probeer ook af en toe nog eens te hardlopen in het weekend. We hebben bij DNB ook een sportfaciliteit, die is nu even gesloten vanwege Corona. Iedere maandag voor de directievergadering gingen we met bijna de hele directie samen sporten. Dan werd er ook een circuitje voor ons uitgezet. Dat was ook een heel belangrijk teambuilding-moment. Dat hebben we dus sinds maart niet meer gedaan. Ik hoop dat dat op een gegeven moment wel weer kan. Dus als ik dat meetel, dan kom je al snel op 3-4 keer per week sporten.

Jeroen: Wat doe je aan de mentale kant om te ontspannen en even alles achter je te laten?

Olaf: Dat sporten werkt ook mentaal heel goed. Dat is dus niet alleen voor je fysiek, maar ook echt wel mentaal. Dat kan ik mensen echt aanraden, zelfs al ben je nog zo’n kruk als ik ben, het heeft toch een positieve impact. Lezen zoals ik al zei en film vind ik ook een fijn medium. Geen hele spectaculaire avontuurlijke dingen, ik doe niet aan bungeejumping en dat soort zaken. Musea bezoeken, kunst, dat zijn wel de dingen die ik – misschien een beetje saai – met heel veel plezier doe en die me ook mentaal voldoende rust geven. Ik kan veel beter dan vroeger dingen relativeren, dus ik kan ook als ik thuis ben vrij makkelijk die knop omzetten.

Jeroen: Dat had je al een beetje van Duisenberg meegekregen, maar nu zelf ook nog beter. Veel dank voor de tijd die je genomen hebt en je openheid. Ik vond het een erg leuk gesprek; leuk om van je te horen en ook iets meer over Olaf Sleijpen zelf te leren. Heel veel dank daarvoor en met dank aan Bloomon krijg je een klein cadeautje als bedankje voor je deelname aan Leaders in Finance.

Olaf: Graag gedaan!

Olaf Sleijpen, directeur monetaire zaken De Nederlandsche Bank in gesprek met Jeroen Broekema van Leaders in Finance

Dit was Leaders in Finance, we hopen dat je deze aflevering met veel plezier hebt beluisterd. We stellen je feedback erg op prijs. Wat houdt je bezig en over wie wil je meer horen? Laat het weten via een Apple of Google review. Dat kan ook via de social media kanalen of direct via een email. We kunnen het enorm waarderen als je dat doet. Tot slot danken we onze partners voor hun steun, dat zijn Kayak, EY, Odgers Berndtson executive search en Roland Berger. Bedankt voor het luisteren!

Door deze site te gebruiken ga je akkoord met het plaatsen van cookies. Meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten